
HELOSCIADIUM NODIFLORUM KOCH. 1211.
IELOSCIADITJI IODIELORUI. Koch.
Knoopbloemige Water-Eppe.
Hoogduitsch: Knotenb‘uthiger Sumpfschirm.
Egelsch : Procumbent Water Parsnip,
r Bloeit: July-—Sept.
Stelsel van Linnaeus: Cl. V. O. II. Pentandria Digynia.
Natuurlijk Stelsel: Yasculares Dicotyledoneae. O. Umbelliferae.
Geslachtskenmerken: Calycis margo quinquedentatus obsoletusve. Petala ovata, integra, apice recto vel
inflexo. Fructus a latere compressus, ovatus vel oblongus. Mericarpia jugis 5 filiformibus prominulis aequa-
libus; lateralibus marginantibus. Valleculae 1 vittatae. Carpophorum integrum liberum.
Kelkzoom vyftandig of onduidelijk. Bloembladen eirond, gaaf, met een regten of naar binnen gebogen top.
Vrucht zijdelings zaamgedrukt, eirond of langwerpig. Deelvruchtje met vijf draadvormige, vooruitspringende,
gelijke ribben, de zijdelingsche den rand vormende. Vlakjes eenstriemig; vruchtdrager gaaf, vrij.
Soortelijke kenmerken. Caule procumbente basi radicante fistuloso striato, foliis pinnatis foliolis ovatis
aequaliter serratis, nitentibus, umbellis oppositifoliis sessilibus aut breve pedunculatis, involucro nullo aut
oligophyllo deciduo, foliolis involucelli plurimis lanceolatis.
Stengel kruipend, aan den voet wortelend, hol, gestreept, bladen gevind, met eironde, gelijkmatig gezaagde
, glanzige blaadjes; bloemschermen tegenover de bladen geplaatst, ongesteeld of kort gesteeld; omwindsel
ontbrekend of met weinig blaadjes en afvallend; blaadjes van het omwindseltje talrijk, lancetvormig.
Sium nodiflorum L. Seseli nodiflorum Scop.
H. inundatum Koch (Meum inundatum Spreng., Flor. Bat. VII. 527), onderscheidt zich van onze soort vooral
door de fijn verdeelde bladen, die zich onder water ontwikkelen; ook is zij kleiner.
Verklaring der afbeelding, a. Bloemschermpje, b. c. bloem, d. vrucht.
Groeiplaats. Aan waterkanten. Westelijk en Zuidelijk Europa; Syrië, Palestina, Mesopotamië, Westelijk
Perzië, Creta, Noord-Afrika, Abessynië, Algerië, de Canarische en Azorische eilanden.
Ontbreekt in Skandinavië, Noord-Oostelyk Duitschland, N. O. Rusland, Siberië enz. Volgens Wirtgen
reeds veel minder talrijk langs dén regter Rijn-oever dan langs den linker. — Bij Charleston (Z. Carolina,
N. Amerika) komt zij in groote hoeveelheid, doch waarschijnlijk uit Europa ingevoerd voor.
Nederland. Aan kanten van slooten, vijvers enz. en in moerassige weilanden. Bij Velsen, Overveen, in
de Haarlemmerhout, Groenendaal bij Heemstede, Katwijk, Amsterdam , Baambrugge , Prodr. Flor. Bat.
’sHage, Nijmegen, Flor. Belg. Sept. Maastricht. Prodr. F. B. Het afgebeelde exemplaar is door mij gevonden
op Groenendaal en Boschbeek bij Heemstede, in Sept. 1877.