778. Rh u n g h as (alle soorten) (Gluta, Semicarpus, Coniogetmi).
Uet h a r t des stam s (eigenlijke hout) is rood, fijn en zwaar, en
dient voor meubelen en fijn houtwerk, zoo als ook voor scheden van
wapenen, doch men gebruikt het niet gaarne daarvoor, als wordendc
stomp door de hardheid van bet bout. De b a st en alle groene
deelen houden eene roode, zeer scberpe sap in zieh, die op de huid
eene menigte zeer digt staande schurl’tblaasjes veroorzaakt, welke later
in eene groote korst veränderen; zoo men de bladen slechts längs
het gezigt strijkt, zweit hetzelve dadelijk op en men weet er geene hulp
voor, dan dat men naar den boom teruggaat cn daar wierook offert.
779. R l n j o e n g [Melastomacea?). Het h o u t dient tot kolenbranden.
460. B ln o h . Zie Kamoenghoes.
780. R o a a i J [Phaseolus lunatus L.). De b o o n tje s worden
algekookt met Honjeh en drassi bij de rijst gegeten.
651. R o e k em . Zie Koepa landak.
270-293. R o em p o e t. Zie Djoekoet.
781. R o n g g o t of T e p o e s [Elettaria alba Bl. et aff.). De b la den
worden tot bet dekken der huizen gebruikt; de v ru c h te n zijn
zoet en eetbaar.
773. R o sm a l a . Zie Rosmala.
370-387. R o t t a n g . Zie Hoeh.
776-777. B n n d o e . Zie Bendoe.
782. B n n g g a n g of T j a n g k e o h [Myrtacea?). De tak k en
worden geplant om levende heiningen te maken; het h o u t wordt
gebrand voor kolen.
S .
783. S a a y [Broussonetia papyrifera Vent.). De b a st wordt
schoongemaakt en gespleten om er rijstbosschen mede te binden; men
maakt er ook papier van door kloppen, weeken en splijten.
784. Sabbeh [Canna sp. omn.). Deze p la n t wordt dikwijls om
hare fraaije bloemen geplant; de harde, ronde zaden worden voor
bagel in geweren geladen.
570. S a b r a n g . Zie Kilangier.
785. S a b r a n g ( ....................... ?). Het h o u t is fraai, regt, sterker
dan (243) Djatti en wordt ook niet zeer door de witte mieren
enz. gezocht. Men kan den boom zeer spoedig door het planten van
ta k k e n vermeerdercn; men vindt hem daarotn dikwijls in levende
heiningen aangeplant.
108. S a g a a r o y . Zie Aroy saga.
786. — liaìovi[AdenantheraPavoninaL.). De zaden worden geroost,
gestampt, de schil daarvan weggeworpen en het witte met rijst
gegeten; het smaakt lekker, veel gelijkende op de Katjany djepoen.
519. S a g o e n a . Zie Kibajawak.
787. S a l a k [Zalacca edulis Bwm.). De j onge, nog onontwikkelde
b lad en worden raauw of afgekookt gegeten; de oude b la den
dienen tot het dekken der huizen [atap), zijn echter niet gelijk
aan die van (602) Kirey; ook worden zij tot verpakking van Java-
suiker gebezigd; de v r a c h te n worden geschild en raauw gegeten;
zij zijn zwaar te verteren en zullen een aphrodisiacum zijn.
788. S a l a m a n d j i e n g [Syzygia sp. div.). Het h o u t is rood,
grof en zwaar; het wordt voor bouwhout en rijststampers gebruikt.
672. S a l a s s i . Zie Lampas.
789. S a l e m p a t to e l i e s [Colocasia humilis Hsskl. y. picta
Hsski.). De b lad en met stelen worden tot groente [sayor) toebereid
en voor lekker gehouden.
343. S a l im g e d e b of H a n t a p ( ....................?). Het h o u t is
fraai, fijn en rood, wordt door witte mieren niet aangetast en voor
bouwhout gebruikt; de jonge ta k je s {poetjoek) worden over het
vuur gebonden tot dat zij slap zijn en op den buik gelegd bij ver-
stoppingen [sakkiet proet tatjiem, traboleh behrak).
586. S a l im g e d e b . Zie Kindog.
790. Samobdja [Plumieria acutifolia PoiR.). De aangenaam
riekende, witte bloemen worden tusscben kleederen enz. gelegd, en
de boom daarom veelvuldig aangekweekt, meestal echter op inlandsche
graven.
791. S am p l e [Lasius sp. omn.). De jo n g e b lad en worden
afgekookt en met rijst gegeten, zij hebben echter eenen brassenden
smaak; bij buikpijn neemt men deze, houdt ze wat over’t vuur,
wrijft ze met water fijn en legt ze op den buik.
221. S a m p o r r a . Zie Djaloepang.
792. S a n l e n t e n [Castanea argentea Bl.). Het h o u t is wit,
grof, sterk en hard, en wordt tot bouwhout gebezigd; de zaden
worden raauw of afgekookt gegeten, gelijk als de echte kastanje.
793. S a n t e n . Zic Sokka.