■i,'3
ii
I,
i; }’;5
iii
ÜI i
l1 U? .
I'l
i'4'
hoiulen, tot dat er aan de einden eene sap uitloopt, die men in het
oor laat valJen (nadat zij half koud zijn geworden), indien men van
dootheid (door verkoudheid veroorzaakt?) is geplaagd. De zaden
worden in stoom gekookt, dan gestampt en met de handen uitgeperst,
waarbij men de beroemde Castor-oUe wint, wier gchruik ge-
noegzaam bekend is, die echter bij den inlander slechts tot stinkende
lampolie dient; tot welk einde zij onder de zaden biervan dikwijls
die van kapok mengen en ze tegelijk uitpersen; wordt ook met kalk
cn kapok gemcngd tot stokverw voor bet kalfaten van scbepen.
237. Djarak jiittoii of D. Uosia {CurcaspurgansWRK.). Deze
heeste r groeit zeer ligt uit stokken, en wordt daarom ook vrij al-
geineen in levende heiningen geplant. Met dc sappen hiervan
worden de tanden gewreven, en uit de zaden laat zieh ook eene
olic slaan, die wel te branden, echter niet tot koken te gebruiken is.
237. — kosta. Zie Djarak jutton.
238. — tjiiia {Jatropha muliifida L.). Ook deze plant laat
zieh zeer ligt uit stekken voortplanten, en wordt daarom ook veelvuldig
in heiningen gevonden. De dikke knol len worden, na eerst
in asch gebraden te zijn, gegeten.
239. Djaroeng boeboekoan {Eranthemum viscidum Bl, et
sp. div.). De jonge spitsen en bladen worden fijn gewreven cn
de sappen daarvan in dc oogen gedroppeld, indien bij oogziekte de
oogen met slijm als bet ware bedekt zijn.
240. — kenibang landep {Barleiia Prionitis L.). De bladen
worden met een weinig kalk in de banden gewreven en bij
hoofdpijn {riut hoeloe Sund.) of bitte in bet hoofd, het voorboofd
daarmede ingesmeerd.
241. — konneng [Ruellia lupulina AVii.), De gestampte
wortelen Avorden met wat w^ater aangcmengd, en dit op de won-
den, door de doorneri van rottang veroorzaakt, gelegd.
242. — woengoe {Rarleria cristaia L.). De bladen worden
raauw bij de rijst gegeten.
243. Djattie of Jattie [Teotonia grandis L. f.). Het hout
van dezen, slechts in de nabijheid der zee groeijenden boom is zeer
vermaard om zijne duurzaamheid en vastigheid, zoodat het van gee-
nerlei insecten wordt aangetast. Het wordt tot het bouwen van sche-
pen, huizen, bruggen cn bij menige andere gelegenbeden gebruikt,
waar vochtigheid of witte mieren andere houtsoorten spoedig verteren;
zelfs tot meubels wordt het aangewend. Met dc bladen
laten zicb andere ligte houtsoorten door wrijven rood kleuren.
244. Dj a wer. Zie Djeiver.
245. Djawoera of Aa-woersi {Gat'cinialaterifloraBl.etdioica
Bl.). De v ruchten hebben met een dun, zuurachtig vleesch voor-
zicne pitten, welke aangenaam om te eten gemeend worden.
246. — Djengkol of Jeiigkol [Inga Mgemina AViD.). Het
liout wordt wel tot huisbouw aangewend, het duurt echter slechts
drie jaren, werdende het spoedig van den boeboek opgevreten; men
vooronderstelt, dat de suiker spoediger zal koken, indien men dit
hout in plaats van ander hout daaronder brandt. De j onge b la den
worden gegeten en voor lekker gehouden. De oude bladen
worden gebrand, de asch daarvan met klapperolie aangcmengd, en
schurftige plaatsen er mede bestreken. De schil der vruchten
wordt gestampt en gelijk als zeep of asch van paddiestroo tot het
wasschen der hoofdharcn aangewend. De zaden, nog niet rijp
zijnde, w'orden afgekookt cn gretig gegeten, hetwelk in het oog val-
leud is, daar zij niet lekker van smaak zijn en dikwijls bloedvinnen
veroorzaken, alsook ongemak bij het waterlozen ; ja zebs zulk eene
ondervinding is niet toereikend, om voor een herhaald gebruik dezer
stinkbooiitjes te waarschuwen. De urin van iemand, die dezelve beelt
gegeten, heeft eene bijzonder doordringende, sterke lucht, die zelfs
dagen lang de plaatsen niet verlaat, waar dezelve is uitgegoten (zie
172 en 547).
247. Djengkot, Kipantjar, Kajoe pantjar of IVjatoech.
[Mimusops acuminata Bl.?). De holen van dit hout zijn bijzonder
goed; voor brandhout is dit hout niet goed te gebruiken, daar
het bij vochtig weder niet branden wil. Van de sap(ÄeÄ#») worden
gelijk als van Karet fakheltjes gemaakt, die ecbter minder goed
zijn dan die van laastgenoemden boom.
248. Djeroggol of Seroggol (...................... ?). Het hout is
als brandhout bijzonder goed, daar het onmiddelijk vlam van zieh
geeft, zoodra het maar met ander vuur in aanraking komt. De
v ru c h te n , die eenigzins op Poelassan gelijken, zijn goed, daarbij
wat zuur en worden gegeten.
549. — monjet. Zie Kihooe.
249. Djeroek a s s am oi Jeroek a ssam [Citrusgrandis Hsskl.),
De zure sappen der vruchten worden bij spijzen gevoegd en ook