fio
van groote sdiurft [koreng besaar, radek) gedaan, welke daardoor
spoedig opdroogt. Het water van do onrijpe vruchten
(ook klapperwater, cocosmelk genoemd) Avordt veelvuldig als eeu
aangenaam zoete, verkoelende drank gebezigd; ook bij ongemak in
de waterlozing wordt dit water gedronken na te voren op volgende
wijze toebereid te zijn: men maakt eene kleine opening in de vrucht,
door welke men zwarte suiker [goela djawa) in bet water doet;
dan zet men de geheele vrucht over een zacbt vuur en laat het water
even koken; de klapper wordt nu algenomen en des nachts in den
daauw gelegd en het water daarvan ’s ocbtends nucbteren gedronken.
De p it met bet wilte, hetwelk zieh binnen de vrucht aanzet, wordt
raauw gegeten en heeft iets van amandelen; het wordt ook in de keu-
ken tot onderscheidene spijzen aangewend; zoo wordt hetzelve ook op
eene rasp fijn gewreven en met eene soort van rijst [ketan) vermengd,
deze dan in stoom gekookt, waardoor de rijst geheel met olie doordrongen
en aangenaam wordt om to eten. De bast der r i jp e v ru c h t wordt,
bij het vermeerdercn van heesters cn boomen, tot het inpakken van
stekken [tjangkok), voor lont [tali apie), voetmatten [saboet) enz.
gebruikt; het heut ige gedeelte dr vrucht [patok) dient voor water-
seheppers, drinkglazen, lepels [sintok). Ook wordt daarmede ge-
speeld gelijk als met de paasebeijeren in Europa, waarbij zieh die
van Kalappa tinggel bijzonder door sterkte kenmerkt. De p i t der
rijpe vruchten wordt hoofdzakelijk tot olie gemaakt; vooreerst
wordt zij op eene rasp fijn gewreven \paroet of koekoer), deze
fijne, witte massa met water uitgewasschen, het grove weggeworpen
en het fijne daarvan met het water gekookt [kodok of riboes), lot
het volkomen verdampen des waters, waarbij de olie overblijft. Deze
versehe olie wordt tot het schoonmaken der baren gebruikt, ook
met welriekende bloemen vermengd en tusscben de kleederen gedaan,
om aan dezelve eene aangename geur te geven; men gebruikt
dezelve ook in de keuken en eindelijk tot lampolie. Men is van
meening, dat de vruchten van Kalappa heedjoh de meeste olie leveren.
Om plantsoenen van dezen palm aan le leggen, worden de rijpe
vruchten onder cenen schaduwrijken boom gebonden; men kan ze
ook daaronder op de aarde leggen, echter zullen de daaruit voortko-
mende boomen längeren tijd noodig bebben, voor dat zij vruchten
dragen. In den tijd van drie raaanden komt de kiem uit; zoodra
2-3 bladen zieh vertoond bebben, maakt men galcn van 2
¥■
61
voeten dicpte, op 12-16 voeten afstands van elkander, en plant zc
daarin zóó, dat de bovenste schil der vrucht 2-3 duim beneden de
oppervlakte der aarde blijft. Men moet nu daarvoor zorgen, dat het
onkruid weggenomen wordt, dan heeft men reeds na vier jaren
vruchten te wachten.
435. Kalappa hiirTum [Cocos nuciferaL. ß. rubescens ÜSSKI.).
Zie ,(434) Kalappa.
436. — heedjoh [Cocos nucifera L. a. viridis HssKI.j. Zie
(434) Kalappa.
437. — k e iija of K. poejoe [Cocos nucifera L. y. puntila
Hsskl.). Zie [131) Kalappa ; het w a t e r der onrijpe vruchten is
zoeter en aangenamer van smaak; de boom blijft laag.
437. — poejoe. Zie de voorgaande.
438. — tinggie [Cocos nucifet'aL.vax.l). Zìe [131) Kalappa,
439. Kallak of Kananga aroy [Artobotrys intermedia HssKL.).
De aangenaam riekende bloemen worden tusscben kleedjes gelegd,
om aan dezelve eene aangename lucht mede te deelen.
440. Kanialantiengan [Leucaena glauca Bnth.). Het bout
is slechts gering van omvang, echter hard, en wordt voor stelen
van werktuigen, rijststampers [haloe), scheden van dolken [sarong
kris), enz. aangewend. De jonge bladen en onrijpe vruchten
worden raauw gegeten als toespijze bij de rijst, gelijkstaande aan
die van Peteh; de rijpe pi t ten worden in eene ijzeren pan gebraden,
fijn gestoten cn bij de rijst gegeten.
441. Kamalehr ( .......................?). De tak k en , welke een groot
merg hebben, worden door de kinderen tot het maken van klap-
bussen [bedillan) gebruikt; bet hout is fraai wit en dient voor
scbedeu van wapens, voor meubels en ook voor bouwhout.
442. Kambang ayer mawar hollanda [Rosa centifolia L.
vulgaris Sek.). Deze roos kan slechts in hooge streken met voor-
deel geteeld worden en is alsdan aangenamer dan 443.
443. — ayer mawar pers. [Rosa Damascena W il.). De Persische
roos groeit in de warme streken weelderiger en geeft meer
bloemen dan de zoogenoemde Hollandsche roos, doch moet achter
deze in geur staan ; zij worden beide slechts om de bloemen naast
de huizen geplant, en de bloemen zelve worden door de inlanders
gaarne in bet baar gedragen.
444. — hangliok [Pachgrrhizus?). De wortelen zijn knollig