li
¡ %
ii
i
met suiker gekookt voor limonade; oo!i worden dc verroeslc ijzef-
waron daarmede gereinigd.
250. — Djeroek ball of D. m a tja n g (Citrus Decumana L.).
Deze beide boewel verschillende soorten van ponipclinoesen worden
OJU hun saprijk wit of rood vleesch zeer gezocht; ook de dikke,
spousachtige schil der vrucht wordt wel eens met suiker gekookt
en als confituur Irewaard.
251. — bedoerie (Citrus macracantha Hsskl.). De citroenkleu-
rige, rondc vrucht heeft cone matig dikke schil cn ligtkleurig,
geel vleesch, dat zeer vol is van de zoetste, aangenaamste sappen.
Zij hehoort tot cle aangenaamste vruchten.
252. — boiiteug (CViriii sj).?). De vrucht heeft cene dikke
schil en zure sappen, de eerste wordt tot confituren gebruikt.
253 — djepaii k itjie l (Citrus Aurantium L., Citrus noli-
lis Lodr. y. microcarpa Hsskl.). De v r u c h t e n van beide munten
door zoetheid der sappen u i t , de eerste is dun, de laatste dik
van schil.
254. — lion j eh (Citrus Javanica Bl.). Het gebruik dezer
v ru c h t staat gelijk aan die van (252) DJeroeh bonteng.
255. — ietam (Citrus nobilis LODR. ß . melanocarpa BssKl.).
Doze donkcrkleurigc vrucht staat om hare zoete sappen gelijk in
aanzien als (253) Djeroek djepan kitjiel.
256. — liemoh (CitrusLimonellusBssRl.ß.amblycarpaD.kS&R.').
De blauen worden tot specerij bij het braden van vleesclispijzen gebruikt.
Zij hcdiben cene aangename geur, die zij aan het water,
waarin zij gelegd zijn, mededeelen; dit wordt daarom veelvuldig tot
waschwater gebruikt. De vruehten, welke eenen aangenaam zuren
smaak hebben, worden tot confituren in suiker gekookt,
257. — manies (Citrus limettiformis Risso?). De vruchten
staan in gebruik gelijk aan (253 en 255) Djeroek djepan kitjiel
en Djeroek ietam.
250, — matjang (Citrus Decumana\j.\ Zie Djeroek balie.
258. — meong (CVims?). De sappen dezer wilde, zure vrucht
worden met water verdund en de hoofdbaren daarmede gewasschen,
bet haar wordt er fraai door en het ongedierte verdwijnt.
259. — niepies (Citrus LimoneUus Hsskl. a.oxycarpaBsSK.l.).
De kleine, ronde vruchten worden om bare aromatische, zure sappen
bij dc spijzen op tafel gczet, om aan deze eenen aangenamea
smaak te geven; ook Avorden ijzerwarcn daarmede sclioon gemaakt.
260. Djeroek pandjaiig (Citruspyriformisllls&K.). De schil
dezer vrucht is eenigzins dik en beyat een citroenkleurig, zeer aangenaam,
zoet vleesch, gelijkstaande aan (257) Djeroek manies.
261. — poerroet (Papeda Rumphii HssKi.). Zoowel wat bladen
als vruchten aangaat Staat het gebruik derzelven gelijk aan
die van (256) Djeroek liemoTi.
262. — post (Citrus amara HssKl.). De goudgele, kleine, ronde
vruchten bebben eene dunne scbil en een groenachtig geel bittcr-
zuur vleesch; de sappen worden wel eens gelijk (259) Djeroek
niepies gebruikt.
263. — tangan (Citrus sarcodactylis Sbid.). De v rucbten,
welke op eene half geslolene vuist eenige gelijkenis bebben. vindt
men bij de Cbinezen als offerhanden voor hunne beeiden staan; zij
bebben eene zeer dikke scbi l en zure sappen en worden gebjk
252 en 254 Djeroek bonteng en D. honjeh gebruikt
264. — tanjoeng boerrah (Citrus ovata HssKL.). Ook deze
zuursappigc, dikschillige vrucht wordt gelijk 252 en 254 Djeroek
bonteng en D. honjeh aangcA^end,
265. — tjoplok (Citrus nobilis Lodr. a. chrysocarpa Hsskl.).
De vrucht hiervan munt door bare gouclkleurige, dikke schil uit,
die zieh volkomen van het zoete vlecsch los maakt. Het laatste
wordt gelijk geacht aan (253) Djeroek djepang kitjiel enz.
266. Djewer hayam. Zie Djewer kottok.
266. — kottok biirrnm of D, hayaiii (Celosia cristata L. et
varr.). De roode hanekam, zoowel de groote als kleine, zoo ook
die met gcle bloemen (konneng) wordt veelvuldig bij de huizen
aangeplant om de fraaihoid zijner bloemen.
244, — kottok bnrrum of D jaw er kottok biirrnm (Coleus
ingratus Bnth.). De jonge bladen worden in de handen gewreven
en op versehe wonden gedaan, ter verkoeling en spoedige genezing.
276. — kottok leuwung. Zie Djoekoet galienggieng.
267. Djierak burrum (Dicalyx tinctorius LoüR. et spec. div.).
De hast hiervan, met die van Tjangkoedoe vermengd, Avordt gestampt
en met water verdund; dit water wordt tot roodverAven van
kleedjes gebruikt; tot welk einde men de te verwen voorwcrpen
eenige dagen in dit Avatcr moct laten staan.