419. Kajoe manies ijliia [Ginnamomum aromaticuni^t,i.s.).
De bast en bladen dienen tot dezelfde einden als die van de voorgaande.
(Het is op te merken, dat het Europesche zoetbout op Java
ook onder den naam van Kajoe manies tjina bekend is, daar betzelve
veelvuldig van China wordt aangevoerd; ja gewoonbjk wordt
onder dezen naam slechts het la a t s te bedoeld, daar de kaneel van
Cochincbina bij den inlander nog minder bekend is.)
420. — manies *eyion ( Cinnamomum zeylanicum BrevN. ;
kaneel). Het gebruik der bladen, van den bas t en der vruchten
staat gelijk aan (418) Kajoe manies djawa.
247. — pantjar. Zie Djengkoi.
421. — penrrles of Toengtoeng monjet [Discostigma rostra-
turn HsSKt.). De bast wordt gelijk als Tjangkoedoe, Sassa enz.
tot roodverwen gebruikt.
409. — poerieng. Zie Kadomaas,
422. — poettle [Myrtus communis h.). De bladen worden in de
handen gewreven en op wonden gelegd, die reeds wormen hebben of om
deze er af te bouden; de olie daarvan bij rheumatieke pijnen ingewreven.
423. — tingjang [Uvaria glauca HssKl.). Het hout is fraai
wit, ecbter grof van aderen en sterk; het wordt voor huisbouw
gebruikt, mag echter niet op vocbtige plaatsen staan, daar het in
water spoedig vergaat.
424. — Kakantjiengan [Morinda sarmentosa Bl.). De b l a den
zijn een goed voedsel voor buffels en geiten.
425. Kakapassang of Kiieeat [Peddica Blumei VtSSKli). De
takken worden geschild, de bast van de schil door schrappen bevrijd
en daarvan touwwerk gemaakt, hetwelk sterk en fijn is; de vru ch ten
zijn zoet en worden gegeten.
327. Kakapassang. Zie Hahapaan.
426. Kakapassang of Waroe ian d ak [Abelmoschus mutahilis
Std. cum varr.). Deze fraai bloeijende h e e s t e r wordt veelvuldig
in de nabijheid der huizen aangeplant.
427. — konneng of Kapas oetang [Hibiscus callosus Bl.).
Staat gelijk aan de voorgaande.
428. — seiandjar [Abelmoschus venustus WiD. cum varr.).
Staat gelijk aan de beide voorgaanden.
429. Kakatjangan [Crotallaria sp. plur. et Neurocarpus retu-
srts Hsski.). De buffels en geiten eten deze kleine heestcrtjes gaarne.
430- K ak a tjan g an iaut [Legmninosae, Phaseoleae). De
bulléis eten de bladen met bijzondere graagte.
431. Kakatoen djaran [Hydrocotyle splendens Bl.). De
bladen worden raauw bij de rijst gegeten.
279. K ak aw a tan . Zie Djoekoet kakawatan.
432. Kaiaka trie ot Wiroe [Licúala sp. div.). De bladen
worden gebruikt om er tabak in te rollen, betwelk de cigaren der
inlanders zijn (zie ook (15) Aren). De vrucbten worden door kinderen
graag gegeten.
433. Kaiapario (. . . . . . . ?). Het bout , en bootdzakelijk
de takken worden bij het zout-bereiden aangewend, men verbrandt
dezelve en giet er zout water over, waardoor de asch geheel met zout
wordt opgevuld. De schi l wordt gestampt en bij koortsen met een
dock op bet midden van den buik gebonden [kawaya).
434. Kalappa oi Kiappa [Cocos nucifera L.). De s tam,
welke echter zeer spoedig verrot en van de witte mieren enz. wordt
opgevreten, wordt tot inlandsche bruggen, ook wel voor goten en
waterleidingen gebruikt. Het h a r t {poetjoek of hoemoet) wordt
raauw en ook afgekookt bij de rijst gegeten; (de Europeanen maken
er een lekker zuur [atjaratjar) van). Van de zeer jonge bladen
worden kleine korfjes gemaakt en met rijst [bras of biras) gevuld
en deze zoo gekookt, waardoor de rijst (nu: nassi ofkehdjoh) lekkerder
(¿'ewioe^: =: vet) wordt. Van de oude bladen worden de mandjes
[kissa-kissa) gemaakt, waarin vruchten en andere voorwerpen
ter markt gebragt worden; ook wordt daarvan het beschot [bilik)
yan kleine butjes, welke maar weinige dagen gebruikt worden, als
bij vischvangst enz. vervaardigd; tot het dekken van huizen [atap)
worden zij ook aangewend, boewel zij zeer spoedig vergaan; en ein-
debjk dienen zij ook voor lakkels [obor, dammar). De bast [tapas)
tusscben bladen en stam zittende, wordt in eenige streken [Preanger
en Cherihon) tot het maken van geldzakken gebruikt. De
bloemschede [tapas boengkoes kembwng, mandjoeng) dient voor
fakkels. De bloems teng, welke nog niet uit de schede opgescho-
ten is, wordt afgesneden, waarop dadelijk uit de wonde eene groote
hoeveelheid van zoete sappen uitloopt, die echter minder lekker
zijn dan die van [Ih) Aren. 'Deze sappen worden ook tot het bereiden
van azijn gebroikt. De afvallende jonge vrucht jes worden
gedroogd en gestampt, en de uitvloeijende sappen op eene soort