iuvatting cn vocten van inlandsch viechtwerk {soekoe soem-
hoel enz.).
83. Aroy koSh (...................... ?). De jo n g e s p its e n , b lad en
en v ru c b te n worden in stoom gekookt en met rijst gegeten.
84. — k o e jap o e (Argyreia nitida Chois. et A. mollis Chois.)
of A. ta ta p a y a n . De sappen worden als oogwater gebruikt, indien
de oogen rood beginnen te worden. De blad en worden gewreven
en tot datzelfde einde bet voorboofd daarmede ingesmeerd.
85. •—k o e k o e ja h a n of A, ram o k k o e ja ( ......................... ?).
De jo n g e ra n k e n en b la d e n worden fijn gewreven en bij kolijk
(sakkiet proet moelas) op den buik ingesmeerd.
27. koekoentoeng. Zie Aroy kawojany.
86. — koeloek leukent of A. tjo e n g k a n g k a n g (Chilocarpus
sp.). De kleverige melk sap der jonge ranken wordt met die van
Benda en Turrup vermengd, op fijne stnkjes bamboes of andere
takjes gedaan, en deze tot vogelvangst in de boomen vastgemaakt;
werdende de pooten der zicb daarop zettenden vogels er volkomen
mede vastgebouden. De sap p en des stams worden bij buikloop gedronken,
indien de outlasting met bloed en slijm (nana, etter) vermengd
is; eene keer bet te drinken zal toereikende werking doen.
De jo n g e sp its e n der ra n k en worden met sampal bij rijst gegeten.
Het vleescb der p itte n is zuurachtig zoet (d ji pel dji pel
Sdnd.) en wordt gegeten.
87. — kondol n io n je t ( ......................... ?). Het vleescb der
p itte n (veel gelijkende op zeer kleine ramboeta/ns) wordt door
kinderen en apen gegeten.
88. — la n ia ra n g boddas ( ........................?). De sappen worden
bij lendenpijn (sakkiet pienggang of sakk. tjangkeny SüND.)
gedronken; tot datzelve doel worden de b la d e n gewreven en uitwendig
aangewend.
89. — la n d a k (Cissus sp. div,). De sappen worden den
hinderen tegen de wormen te drinken gegeven, en tot ondersteu-
ning of bij gebreh biervan de b la d e n en jo n g e ra n k e n gewreven
en op den bnik gesmeerd.
90. — lo k k o t m a ta of Djoekoet lo k k o t m a ta (Artemisia sp.).
De b la d e n worden gekookt en na koud geworden te zijn, op schurl-
tige plaatsen (koi'eng rodek) gesmeerd, waardoor de jeuk verdwijnt
en de schurit wegsterft.
91. Aroy m a la ttl (Jasminum sp.div.). AVordt gelijk (i^ )A ro y
kamanden gebruikt.
92. — mangender (ASraiacm sp. div.). De sappen des stams
worden bij bitte des ligcbaams en koortsen gedronken; de jo n g e
b lad en worden over het vuur gebraden en tusscben de sambal en
drassi gemengd, en der kraamvrouwen te eten gegeven, om baren
buik weder spoedig in orde te brengen.
93. m a ta h lan g of M a ta h ian g (Caesalpinia paniculata
Ds. et sp.div.). De sappen des stams worden gedronken bij oog-
ziekten, als zieh kleine wormpjes in dezelve (zullen) bevinden. Ook
als oogwater worden dezelve gebruikt. Bij dezell’de ziekte der oogen
worden ook de onrijpe v ru c h te n gegeten, nadat zij te voren op het
vuur zijn gebraden; zij hebben eenen eenigzins bitteren smaak.
(Mata Many is: beider oog.) Ook worden de b lad en gewreven en
ingenomen na het hraambed tot versterking der baarmoeder.
94. — m a ta p e u tja n g of M a ta k a n tjie l (Salacia sp.?).
De ra n k e n worden als touwwerk tot het vastbinden van heiningen
aangewend. De v ru c h te n zijn lekker om te eten.
95. — moendieng d ja llo e (Spatholobus littoralis D&I.Bqg.).
De sappen biervan worden gedronken en ook de voeten daarmede
gewasschen, bij zwaarte en moeijelijkbeid in het bewegen der
beenen.
96. — o e a t b angkong ook A. klkonneng (Erythropala
scandens Bl.) De b a st wordt in kleine stukken gesneden en gestampt,
en als sambal bij rijst gegeten.
97. o e a t goeling ( Calonyction trichospermum Chois.). De
b la d e n en ra n k en worden fijn gewreven en het geheele ligchaam ot
ook slechts de beenen daarmede ingewreven, indien men te zwaar
heeft gedragen en niet meer loopen kan (sakkiet remak).
98. — oebie d j a w a (Convolvulus Batatas h.). De w o rte len
worden als eene soort van aardappelen gebruikt. Ranken en bli»
den worden door geiten, kantjiel’s, apen en andere beesten graag gegeten;
de fijngewrevene b lad en worden op stijve gewrichten (sakhiet
Mladuny) ingesmeerd.
99. — oyong of A, omas (Luffa cordifolia Bl. et L. Cattu-
picina Ser.). De v ru c b te n en zaden worden fijn gewreven en
met eenig water vermengd en hiermede de buik ingesmeerd, indien
dezelve bij koortsen hard in bet gevoel is.