it I
í I ’
i I .
: i 307. Gllngnui. Zìe Galiengum.
307. Gloege. Zie Galiengum.
35. Goengsieng of Aroy goengseng (Papilionaceae, Phaseo-
leae, Mucuna?). De sappen dezer slingerplant worden tegen de
wormen gedronken; een theekopje vol wordt toereikende gehouden,
om dezelve door stoelgang te ontlasten.
323. Goeniagoenia. Zie Kajoe djarang.
309. Goenarja. Zie Gandaria.
324. (SphenocleaPongatiumRG.). De geheele plant ,
in stoom gekookt, is aangenaam om bij de rijst te eten.
325. Goetiel. Zie Kiempol.
219. Giinipol, Djabon, Hanjah of Tjangkoedoe la lak k l
(Naucleagrandifoliane.). De s p l in t hiervan kan weinig gebruikt
worden, omdat de witte mieren, loehoek, enz. dezelve zeer spoedig
opeten; het hout zelf (galeh Sund., ati Mai.) is rood en harder,
en dient wel eens voor bouwhout, niettegenstaande ook dit van
de bovengenoemde vijanden wordt aangetast.
326. Giintalian (Boehmeria pilosiuscula HSSKI. Urtica Bl.).
De bast wordt, na van de buitenschil bevrijd te zijn, van het hout
losgemaakt, dan gedroogd en tot touw gedraaid.
H.
79. Hahanjieran. Zie Aroy kitjaang.
327. llah ap a an of Kakapassang (Flemingia strohilifera
Ait.). De bladen worden met venkel (ades) en bladen van (115)
Plassarie vermengd en fijn gewreven; van deze pap nemcn kinderen
, die vele wormen hebben, iets in , en het overige wordt op den
bnik ingewreven.
328. Haniberang of !8nghaiig (alle soorten) (Ficus sp.div. fol.
lobat.). De b a s t , na van de buitenschil bevrijd te zijn, wordt van
de takken losgemaakt en tot het binden van rijst (sieratpaddie)
gebruikt.
329. — boddas, H. mienjak of ISughang (Ficus elegans
Hsski.). De melksap van dezen, groote van beneden witte bladen
hebbcnden boom wordt bij bloedwateren gedronken. De paarden
zijn fel op de bladen, welke op plaatsen. waar gebrek aan gras
is, hun als eenig voedsel dienen; zij zullen zelfs door de paarden
voor bet gras getrokken worden ; dezelve werken te gelijk
buikzuiverend.
329. Hamberang mienjak. Zie Hamherang boddas.
330. Hambiroeng (Vemonia javanica VtG.). Het bout wordt
voor huisbouw aangewend, niettegenstaande het van de witte mieren
enz. ligt wordt aangetast.
6. Hampelas. Zie Anipelas.
331. Ilamproe badak (Tabernaemontana sphaerocarpa Bl.).
De fraaije, oranjekleurige vruchten, welke, zoo als ook de geheele
boom, eene zeer kleverige melksap bevatten, worden voor vergiftig
gehouden.
332. — bogo (Cephaé'lis stipulacea DC.).' De bladen worden
gewreven (giling Mai., rioes Sund.) en op de plaats gedaan waar
eene kleine schürft kringvormige vorraen bescbrijft (sakkiet balas
Sund.).
333. Handaroessa ( Gendarussa vulgaris Nees cum varr.). De
bladen Avorden fijn gesneden (ieries) en met plassarie-bladen vermengd,
dan fijn gewreven, en deze pap op de lendenen ingesmeerd
bij pijnen derzelven (zie766); de geheele plant kan zeer goed tot
het planten van heiningen. gebruikt worden.
334. Handeong of Kioray (CommersomajanensisGSlGi^.). De
groene b u i t e n s c h i l laat zieh van den ba s t lig t aftrekken, en deze
laatste Avordt dan voor tonAVwerk gebruikt.
303. Handiwoeng. Zie Erang.
335. Handjeulieh of Hanjchreh (Coi^rZ«crym»L.). De blaauwe,
steenachtige vrucbten dezer grassoort worden op reiëngeplaatst
en tot rozenkransen (taspeJi) en guirlanden bij inlandsche feesteu
enz. gebruikt.
336. Handiillam boddas en burrum (PraptopliyllimnTiortense-
Nees var. a. album HsSKl. et y. rubrum HsSKl. ) . Deze heester Avordt-
om de bonté kleur zijner b l a d e n dikwijls in dc nabijheid van woonplaatsen
aangeplant; de eerste kenmerkt zieh door goudgele, de-
andere door bloedroode bladen. De plant groeit zeer gemakkelijk
en bevindt zieh daarom ook dikwijls in levende heiningen.
337. Hanggassang gedeh (Amomum maximum RxB. et A.
dealbatum RXB.). De stekelige vruchten bevatten kleine, vleezige
pitten, welke zoet en aangenaam om te eten zijn. De jonge bladen
worden gekookt en bij de rijst gegeten.
I