269. Kondol p eu tja iig . Zie Djikoer hener.
467, Kondoiig p e u tja n g . Ike Kandoeny peutjang.
648. Konneng of K o eu tjle (Curcuma sp. div.). De k n o llen
worden gestampt en door kraamvrouwen, die pijn in den buik gevoelen,
gegeten of op denzelven ingewreven; de k n o llen en de jo n g e
zamengerolde b la d e n worden raauw oi afgekookt bij de rijst gegeten,
bijzonder door kraamvrouwen om spoedig weder hersteld te
worden.
657. — tan in ian (Curcuma lonya L. ß minor' HSSKI.). De
k n o lle n worden gestampt of geraspt en tot het maken van kerri
cn het geel verwen van andere spijzen gebruikt.
658. Koppl (Coffea arahica L.). Het gebruik der koffijboon
is algemeen bekend, de wijze van planten en bet droogen der
vruchten, zie De AVilde, Preanger-Regentschap|jen.
659. Koppo (Jftmbosa hypericifolia DC. et affin.). Het h o u t
levert bijzonder goede kolen; de v ru c h te n zijn eetbaar, zuur en
daarbij een weinig zoet. De bloemen en jo n g e ta k je s worden
raauw bij de rijst gegeten.
476. Koppol. Zie Kappol.
660. Kornia (Phoenix farinifera Bx&.). De v ru c b te n worden
raauw gegeten of met suiker gekookt om er confijturen van te
maken.
661. Kosanible (Stadmannia Sideroxylon Lam.) Het h o u t is
sterk, grof en wit, wordt echter zelden in groote, regte stukken gevonden,
en daarom slechts voor huisraad, buffelkarren, buffeljukken,
enz. gebezigd. De jo n g e b la d e n worden raauw bij de rijst
gegelen, zij zijn eenigzins wrang. De v ru c h te n zijn zoet, doch
daarbij een weinig zuur en eetbaar.
662. K ra s to e lan g (Chloranthus officinale Bl.). De geheele
p la n t met den w o rte l wordt met kokend water overgoten, en dit
gelijk als thee gedronken, hebbende eene aangename geur.
663. K w a s b a k k o l (Canavallia ensiformis RC. ß albida DC.).
De onrijpe v ru c h te n worden afgekookt en bij d ^ s t gegeten, hebben
echter eene onaangename (anyet) lucht.
664. ——boddas (Mucuna veluiina Hsss
en onrijpe v ru c b te n worden afgekookt ei;
ook aangenamer van smaak dan die vaij
geene lucht.
C ^ ’arr.). De rijpe
rijst gegeten, zijn
i?gaande en hebben
665. K w a t goclleng ( .......................?)• Dc dikke k n o llen
worden raauw gegeten; le veel gebruikt, veroorzaken zij duizeling;
zij zijn aangenaam zoet en daarbij eenigzins wrang.
350. L ab a n . Zie Harrass.
666. Laboe (Lagenaria idolatrica L.). De onrijpe v ru c h te
n worden geschild, fijn gesneden en met suiker gekookt, hetgeen,
golek genaamd, cen aangenaam eten is; ook worden dezelve met
uijen en andere kruiden gekookt en zijn aldus ook lekker om te eten.
De oude v ru c h te n worden tot waterkruiken uitgehold.
667. L a d a b led u n g , M a r le d ja of P e d a s (Piper nigrum L.).
De v ru c h te n met de scbil worden geheel of fijn gestampt tot het
kruiden van spijzen gebruikt.
668. L a d j a (alle soorten) (Alpinia sp. plurim.). De k n o lle n
met andere kruiden als (657) Konneng, uijen, (667) Lada hiedung
enz. te zamen gestampt, worden dan algekookt en bij de rijst gegeten
669. L a k k a (Myristica iners Bl.). De sappen des stams worden
gedronken bij koude pis of opstopping des waters (kalo di dalam
kras, seperti kai beussie), waarna spoedig verligting volgt. Het
h o u t is zeer groot van omvang, wordt echter zeer ligt van den boeboek
opgeteerd; het is fijn en rood, dient wel eens tot bouwhout,
en zal zieh in water goed houden. Het h a r t of eigentlijke h o u t
wordt tot het rooken van kleederen enz. gebruikt, zie (314) Garoe
mienjak.
162* boddas* Zie Batoe liendjar.
527- Dambuttang* Zic Kibewok.
615. Kambuttang. Zie Kitaai.
670. liam eh aw ew eh {^Älstonia spectabilis G.. Het h o u t
wordt gelijk (601) Kirandja bij het begraven gebezigd; boven de
aarde vergaat het zeer spoedig en wordt onmiddelijk door de witte
mieren opgeteerd. De m e lk sap dient tot wrijven van het tandvleesch
, bij een aanhoudend bloeden van hetzelve.
871. — gedeh (Alstonia sp. nov.). Het h o u t is ligt, fijn en
■wit, echter van geene duurzaamheid, bijzonder als het aan regen
enz. blootgesteld wordt; wordt bet niet vochtig, zoo houdt het zeer
lang; men maakt er menig huisraad (soemboel, tennong enz.) van.
I