39
I I
1
' t
268. l>jierak lileduiig {Dicaly.v?), Dc jonge takjes en
bladeii M'orden over vuur gedroogd en fijn gewreven; dit poeder
wordt op schurftige plaatsen gestrooid, tot zij geheel darrmede bedekt
zijn, w-ajirna de schürft spoedig afsterft. De bast wordt gelijk
als die van (267) Djierak bui'rum gebruikt.
269. Djikoer bener, leliis leutiek of Kondol pentjang; (Tacca
mmiUma Rmph. ß major Rmph.). De wortelen worden geschaafd
en dit schaafsel op wonden door slangcn (or«y lemah tx\ oray hulang)
veroorzaakt, gelegd; de slam wordt met rijst gekaauwd, en dit te
zamen op de hartkuil gelegd, hij ziekte des maags, die zieh door
inwendige hitlc en braken {sakkiet aiie peurrie didalam^
moenda emenda djoega). Ook wordt deze plant op plaatsen geplant,
waar de rijst niet slagcn wil.
270. Djoekoet akkler djaniman De
takken on bladen staan gelijk inwerkingalsdievan(147)5«¿a¿oíía«.
147. — bnaiiw. Tm Babadottan.
271. — bailas [Poyoiiatherum polystachymn R. & S.). De
geheele p lant wordt aan de buffelkraal gebonden bij eene vee-
ziekte, waaraan de bulléis zeer spoedig en onverwacht sterven, welke
bet bijgeloof der inlanders aan de bijzondere werking des duivcls
toeschrijf't {jjangan massok sehian^ boenoe kerboh),
0
272. — banteng (Gramineul). De bladen worden gewreven
en op de wonden eener soort van bloedvin aan de voeten ingesmeerd
[sukkiet boehol Mai. njehri bottoh Sund.).
273. — biengbieng kassier of D. raniob gcges [Paspalum
spec. div.). Dit gras is een van paarden en buffels enz. bemind
voedsel; ook Avorden de jonge sclicuten bij de rijst gegeten.
274. — boeloe mata [Cyperaceae permultae). De halmen
dezer biezcn avorden door buffels, ook wel door paarden gegeten.
275. — datambaga (Gramínea gen. diversa). Dit gras Staat
gelijk aan (273) Djoekoet biengbieng kassier.
276. — galienggieng of Djewer kottok lenwung (Coleus
glaber IlssKl.). De b l a d e n worden fijn gewreven en in wonden
gesmeerd, betAvelk verkoelend en zamentrekkend Averkt.
277. — gehwor (Commelgna sp.p\mim.). De Stengel en b la d
en worden in stoom gekookt en met rijst gegeten.
278. —ja ja la k k a n (HelminthostacTiys d u lc isB u .). De Stengel
cn bladen worden raauw met sambal bij de rijst gegeten.
279. Djoekoet kakaw a tau oF Kakawataii ( / ’o« sp. div.).
Deze grassoorten zijn ook cen goed voedsel voor paarden, buffels,
enz.
280. — k a llw a ra of D. letta hayam (Spermacoce glaberri-
ma Bl.). De geheele p l a n t wordt fijn gewreven en op den buik
van kinderen gesmeerd, die, zonder van wormen geplaagd te zijn,
eenen zeer dikken buik bebben, daarbij zeer veel eten en tot ge-
raamten zijn vermagerd (sakkiet kalkvara).
281. — kasiemboekan (Drymaria diandra Bl.). De jonge
spi t sen en bladen A^'ordcn raauw gegeten bij opgezetbeid van den
buik (sakkiet proet bengkak).
193. — k aw a s sa . Zie Boentieries.
282. — koekoejaan (Clematis L .l). De bladen worden in
de banden gewreven en daarmede de pezen der handen bij eene
ziekte ingewreven, waarbij de beweging der vingers moeijelijk wordt
(sakkiet maroengkoei).
283. — larilari (Spinifex squarrosusL.). De wortellooze, kogelvormige
takken, welke door den Avind over het zeestrand worden
henengedreven, worden van de jagtliefhebbers opgezocht, om zieh
in het scherpschieten te oefenen.
280 — letta hayam. Zie Djoekoet kalkvara.
90. — lokkot mata. Zie Aroxj lokkot mata.
284. — maas (Peristroplie salicifolia HssKl. fol. var.). Van deze
plant Ai ordt beweerd, dat zij vroeger bet eenige voedsel der buffels
zou zijn gcAveest; zij wordt daarom aan hen gegeven, indien
zij te zeer vermageren.
285. — oerieng arieng (Ptilotus corymbosus Bl.). De jonge
takken en bladen worden gewreven en ingenomen, ook de buik
daarmede bestreken bij buikloop, waar de afgang op etter en water
gelijkt (roepaiija nana sama aijer). Ook op schurftige plaatsen
worden deze gCAvrevene bladen gelegd.
286. — pehperehpetaii(/7eí7^oíís/ier¿«ce«L.&H liirsuta^RRG.).
De takken en bladen worden raauw bij de rijst gegeten; buffels
en paarden zijn er ook vrienden van.
273. — ramoh geges. Zie Djoekoet biengbierig kassier.
287. — rampoekassan (Xerotes latifolia R. Br.). Bladen en
Stengel worden door buffels en paarden enz. gegeten.
288. — seketi (Nasturtium indicum L.). Dc gelieolc plutil