bobohgoh\ cm. De v ru c h te n zijn eenigzins zoet cn eetbaar, ecbter
niet lekker.
690. Lobak (Raphanus cmidatus L.). De w o rte len worden
raauw met zout gegeten en bebben eenen bitteren smaak. Ook worden
zij algekookt en bij de rijst gegeten; de b la d e n worden raauw
of in stoom gekookt, genuttigd.
691. Loeinboel of Oar naga (Flayellaria minor ScniT.). Dc
jonge en oude b lad en worden ’savonds gestampt en in water geweckt,
dit wordt den volgenden ochtcnd tot bet wrijven (gossoh,
tjeureu) der hoofdharen van de vrouwebjke sekse gebruikt, waardoor
dezelve lang en glinsterend (heedjoh) worden. — Bij zeer drooge
en beete jarcn wordt deze plant op de sawahs of gaga’s verbrand,
om den wasdom van de rijst te bespoedigen (paddie, njang tra mau
setoep, djatti lemas),
181. lioentas. Zie Bloentas.
692. Lollob kebob, L. tall of Tjaloebangbang (Raphido-
phoralaceraBssRi.). De lu c b tw o r te le n dienen voor goed touw;
de b lad en worden fijn gesneden en met zemelen (dedak, hoeoet)
vermengd aan magere paarden gevoederd, die aan wormen bjden,
waarop deze uitgeworpen en de paarden weder vet worden.
681. Langsier. Zie Leungsier.
M.
575. Mad j a . Zie Kiloengloeng.
149. Madorie. Zie Badorie.
693. Magai ol Takokkak (Solantmi saponaceum DR'S.). Dc
v ru c h te n worden raauw, in water of in sloom gekookt en bij de
rijst gegeten, zij zijn bitter.
694. Malatti (Jasminum Sambac L.). De b lad en met die
van (105) Plassarie gemengd, worden gewreven en bij hitte en
pijn des hoofds op het voorboofd ingewreven; de bloemen zijn bij
de vrouwebjke sekse in bijzonder aanzien, en \ibrden om hare aangename
geur veelvuldig aangewend.
47. —' aroy. Zie Aroy kamanten,
47. — goela. Zie Aroy kamanten.
458. — tongklng. Zie Kambang tongkieny.
205. Mamangkokan. Zie Daauwn manykok.
559. Mandalaka gedeh. Zie Kikoechkoeran.
694*. Mamaniran (Phyllantus sp.). De b la d e n , ta k je s cn
w or te ls als thee afgekookt, hebben eene sterk vruchtafdrijvende kraclit
en bitteren smaak.
695. Mandelika. Zie Boeroet.
683. Manga (Mangifera indica L. cum varr.). Het h o u t is
grof, niet sterk en wordt spoedig door de witte mieren aangetast;
de v ru c h te n zijn eene zeer beminde lekkernij; er is eene groote
verscbcidcnheid van, zoowel wat den vorm als den srnaak aangaat.
De besten zijn: Manga gedeh of (497) Kawehneh en M. minjala,
dan kouien M. pap a n , M.taloor, M. kidang, M. ayer, Mdohdol,
wier vleesch bijzonder week is, M, oedany of Parrieh hoerang,
welke zeer klein zijn; M. parrieh, gekenmerkt door eigenaardige
lucht; M. deropong, met kleine langwerpige vruchten; M. parrieh
koembany, vrucliten iets zuurachtig; M. taai koeda, met ronde,
kleine vrucbten; M. tjipoer, M.limoes of M.batjang, M. dagieng,
met ronde vruchten, die een week vleesch hebben, M. djapoeny
en M. bomba.
695. — oetan (Mangifera macrocarpaBh.). De groote vrucb-
teo zijn zuur, bitter en brengen na het eten bedwelming voort.
80. Mangender. Zie Aroy kitjepot.
696. Mangles, Mangoe of Mangostan (Garcinia Mangosta-
na L.). De s ch il wordt gelijk als die van (544) Kihiany tot sambal
gebruikt, ook bij hevigen buikloop op deze wijze ingenomen;
bet h o u t is bijzonder sterk, zwaar, grof en rood, en levert goed
bouwhout, ook voor lausen, rijststampers enz. is het te gebruiken,
laat zicb ecbter moeijelijk splijten. De sch il d e r v ru c h te n dient
tot het wrijven van hengelsnoeren (tali pantjieng, oeseup) om dezelve
glad te maken; het vleesch der p itte n is een der aangenaamste
en saprijkste van alle zoete vruchten.
097. — oetan of Mangoe lenwnng (Garcinia javanica Bl.).
Het h o u t is sterk en wordt voor rijststampers gebruikt, de v ru ch ten
zijn zoet eu eetbaar.
698. Mangliet (alle soorten) (Michelia sp. div.). Het h o u t is
sterk, fijn, week en wit; bet hart (het ware h o u t) is rood. Witte
mieren lusten het niet en het wordt daarom voor bouw- en meubel-
bout alsook voor fijne houtwerken aangewend. De bloemen worden
om bare geur gezocht.