kcu meestal wijrook (mienjan) gohrand eu gebedeii gedaau voor
eenen gelukkigcn uitsJag hunner opsporingen. Na niet eenige moeite
verzameld te zijn, wordt deze rottting bij dag in de zon en bij nacht
in den rook opgchangen en zorgvuldig voor regen bewaard; elke
rotting wordt dan in vieren gespleten, deze stukken fijn en efTen
gemaakt (raoet) cn met kleine gaatjes zoo doorstoken, dat, zoodra
door dezelve een touwtje van Turrup is gedaan, de rottingstukken
digt naast elkander, de glinsterende oppervlakte naar boven toe,
komen te leggen; deze worden door eenen rand van nog dunner gesneden
rotting van dezebde soort verbonden.
388. Uoenle of Hiinie (Antidesma Bunias L.). De zeer lekkere
en iets zure vruchten van dezen niet bijzonder grooten boom,
Staan zeer in waarde, cn worden met zorgvuldigbeid geplukt en duur
verkocht. Men ziet tot dat einde zulk eenen boom dikwijls geheel
met bamboessteigers omgeven, om het plukken der in menigte aan-
wezige vrucbten gemakkelijk te maken.
389. Iloenjoer boeoet (Kadsura scandens Bl.). De sappen
worden bij moeijelijkbeid in het wateren gedronken, zoo ook bij
buikpijn en buikloop. De vruchten, boewel eenigzins zuur, zijn
eetbaar.
390. Hoeroe (Laurineae pleraeque). Bijna alle soorten der
Laurierboomen leveren een iraai wit en ligt te bewerben bouw-
bout, betwelk veelvuldig tot planken gezaagd wordt; het is echter
niet dunrzaam.
391. — dapoeng. Zie Kisikhop.
392. — gadieng of H. tangkallak (Tetranihera Boxhurghii
Nees). Het gele h o u t houdt zicb bijzonder goed in water en is
daarom tot bet maken van praauwen zeer gezocht; het laat zieh gemakkelijk
zagen en wordt ook wel voor bouwhout aangcAvend.
393. — hieries (Tetranthera amara Nees). Het hout is ligt
en sterk en wordt minder ligt van de Boeloek aangetast.
394. — li\s>cliTclk (Tetranthera diversifoUaHs&KL.). Het hout
wordt fijn gesneden en met water gekookt en dit gelijk als thee
gedronken; het komt veel overeen met het aikooksel van Kajoe
manies.
395. — mentek (Polyadeniapauciflora^zs.s>). Het hout staat
gelijk aan dat van het voorgaande.
392. — tangkallak. Zie Hoeroe gadieng.
396. lloeroe tangkallak (Knema laurinumBh.). De vruchten
zijn eetbaar.
557. — kapoeng. Zie KiJeeppes.
397. Honjeh bener (Elettaria speciosa Bl.). De jonge en
oude bladen worden gekookt en leveren eene aangenaame, zure
groente bij de rijst (zie ook 680).
398. — bnrrum of H. la k k a (Elettaria pallida Bl.). De bladen
zijn gelijk aan die van (397) H. hener; de vruchten zijn
wat zoeter dan die van (399) H. leuwung.
398. — lak k a . Zie Honjeh hurrum.
399. — leuwung (Elettaria hemisphaerica Bl.). De bladen
zijn gelijk aan die van (397) H, hener, de vrucbten zijn lekker
en aangenaam om te eten.
388. Hnnie. Zie Hoenie.
400. Hnnjiet lumboet ( . . . . , . . ? ) . De scbil wordt met
die van Tjangkoedoe te zamen tot roodverwen van garen en kleedjes
gebruikt. De bast alleen gestampt, dient gelijk als zeep tot
het wasschen des ligcbaams.
I.
269. Hus leutiek. Zie Djikoer hener.
401. Ima sierum, Tangkoerak of Proetak (Myrmecodia
JCK. et Hydrophytum JCK,). De k n o l a c h t i g e Stam Wordt in
stukken gesneden, gestampt en bij hevige hoofdpijn daarmede het
voorboofd ingesmeerd.
402. Iptes lioeWet (JamhosaUneatanQ.). • Deze beeste-r dient
wel eens bij het planten van levende heiningen. De vruchten zijn
lekker om te eten, zoet, daarbij ecbter wat wrang.
402*. Iwoel (Pinanga sp. ?). Het hout wordt voor kleine huis-
gereedschappen, welke b. v. tot het garen-^maken behooren, gebruikt;
de jonge spitsen en v ru c h te n hebben, na gegelen te zijn, eene
bedwelmende kraebt.
J-
403. Jariengo (Acorus terrestris Rmeh.). De wortelen en
bladen worden gestampt, met water vermengd en op de zieke
plaatsen ingesmeerd, tegen hoofdpijn en bitte van andere deelen des
ligcbaams.