166. Benger of Menger [Cratoxyhim sp.). De stam welke
dikwijls tot 3 voeten dik is, levert een zeer sterk hout op, naar dat
van [192) jBoengoer gelijkende; iiet wordt niet van de witte mieren
aangetast en tot huisbouw cn kano’s gebruikt, en zelfs voor sterker
dan dat van Bjattie gehouden. De fijn gewrevene b lad en worden
tegen scheurbuik [sakhiet serjawan, njang makkan dayien gie-
gie samoenja) in lict tandvleesch ingewreven.
148. Benoh. Zie Babawangan,
167. Berohdjo [samoea roepa) [Celosia sp. et Amaranthus
cruentusL.). De jo n g e p la n te n worden gelijk als (150) Bajem
tot groente gebruikt,
168. Beubeutjangan laut ( . . . , . . , ?), De jo n g e s p itsen
[poedjoek) worden fijn gewreven en leveren met eenig water
aangcmengd eene goede lijm.
169. Bidara [Ziziplms ju ju b a Lam.). De v ru c h te n worden
raanw gegeten en zijn zoet, daarbij wat wrang.
160. Bida ta [Sonneratia acida L.). De jo n g e p la n te n zonder
bladen worden Bapassoengan genoemd (zie boven). Dit h o u t
wordt van geene waarde gehouden ; de koekvormige fraaije v ru ch ten
echter, welke zuur cn daarbij eenigzins wrang zijn, worden
raauw gegeten.
170. Biechbier [Bradleja sp.?). Het h o u t, boewel niet breed
van omvang, is sterk en dient darrom tot stijlen, doch het kan
niet in water gebruikt worden.
171. Biedjietan of Biesietaii [Lunsium domesticum ICK. ß
Biedjietan HsSKl.). De s c h il der v ru c h te n wordt gestampt en
daarmede het ligchaam bij het baden ingewreven, waardoor de huid
zacbt wordt. Het vleescb der p i t te n is eetbaar cn zoet.
172. Biengbieng [Pinanya latisectaBl.). De j on ge b lad en
worden raauw gebruikt door lieden, die door te veel Djenykol te
eten, moeijelijklTcid bij bet wateren hebben; de v ru c h te n en zaden
worden gestampt en op schurftige plaatsen aangewend, waarop
de schürft verdwijnt.
173. Bientaroh gedeh en B . lentiek [Cerbera OdallamHsiLI.
et C. lactaria Hmlt.). De v ru c h te n worden gestampt, dan in
stoom gekookt en eindelijk uitgeperst, wanneer er eene olie uitloopt,
die tot branden in lampen gebruikt wordt, ecbter eenen walm geeft^
die in beslolen kainers niet is uit te houden. Men wil dezelve ook
tot iiet braden van vleescb enz. gebruiken, doch dan moet men het
er slechts mede bestrijken. Drinkt men deze olie, zoo wordt bet
hoofd aangedaan [djatti mabok), en de dood zal het onmiddelijk
gevolg er van zijn; ook zal door eene geringe hoeveelheid die er van
wordt ingenomen, eene hevige bloeddiarrhoea ten spoedigste worden
veroorzaakt.
174. Bientienohof Bientlnoe [Visenia umbellata Bl.). Deze
boom munt uit door zijn overmatig spoedigen wasdom, en daar hij
door zijne breede bladen veel schaduw geeft, zoo is hij als de beste scha-
duwboom bij nieuwe plantsoenen te bescbouwen. Het hout is week,
cn wordt slechts tot het bouwen der butjes [sawoeny) in de berg-
rijstveldcu [gaga, Tioema) gebruikt; voor buizenbouw is het niet
duurzaam genoeg. De h a s t van de buitenschil bevrijd, wordt ge-.
droogd en bij drie einden tegelijk tot een touw geslagen [oentani).
Men gebruikt dit om buffels aan te binden enz., het is echter niet
bijzonder sterk.
171. Biesletan. Zie Biedjietan.
175. Bira horrnm [Colocasia odorata Brgn. ß rubra HssKl.).
De b lad en en sch il des stam s worden tegelijk met den w o rte l
van Djaheh fijn gewreven, met water aangcmengd en de bovenbuik
daarmede ingesmeerd bij hevig braken [sakkiet kagendah Mal. of
sakkit kagatak Sund.). Zonder bijvoegsel worden de gewrevene
b lad en op de gewrichten ingewreven bij stijfheid der leden [sakkiet
kabatie).
176. Biroe [Canarium hispidum Bl. ß majus HssEl.). De
h a s t wordt gestampt, water er bij gevoegd en op de voeten ingesmeerd,
bij eene soort van schürft, die kcnbaar is door ronde,
op de zool der voeten uitbrekende openingen, uit welke etter vloeit
[sakkiet bolonyyen).
177. Bisoroh [Ficus hispida Bl.). De sappen biervan worden
bij bitte des ligcbaams, buikpijn en ongemak in het wateren gedronken
; heeft men pijn in de lendenen, zoodat men slechts moeijelijk te
paard kan rijden, zoo neemt men er jo n g e ta k k e n van, ontdoet
ze van hunne groene schil en bindt ze als een band om de lendenen;
welk middel de pijnen zal doen verdwijnen en een verkoelend gevoel
veroorzaken.
178. hiedang of Walen badak (Hcws scoiernWaBl.). De
sappen staan gelijk aan die van de voorgaande.