34. Aroy g la g a {S<daciae sp. div.). Uet h o u t wordt voor Kj-
zonder goed brandhout gehouden.
35. — goengsieng. Zie Goengsieng.
36. — gontaiig {TrichosanthespuheraBl.). De ran k en worden
in stukken gesneden, de daar uit droppelende sappen laat men
in bet oor vallcn, indien men niet goed kan hooren {torek tjeuli SüKD.).
37. — giirriing {StepJianiae sp. div.). De sappen dezer slin-
gerplanten worden ter verkoeling op versehe wonden gedaan; tot
dat einde snijdt men de ran k en in jstukken, en blaast aan bet
eene einde in dezelve, waardoor op het andere einde de sappen
uilloopen, die men dadelijk op de wonden doet.
38. — g u rn in g boddas {Stephania rotunda Lodr.) De ran ken
worden zonder eenige toebereiding bij lendenpijn {sakkiet tjmig-
keng SuHD.) om de lenden gewonden.
39. — baiuproe boggo {Bryonopsis perpusilla Bl.). De sappen
worden aan de hinderen, die sterk aan wormen lijden, te
drinken gegeven, waarna zij de wormen dood entlasten.
40. — harendong {Marumia muscosa Bl.) ook Harendong aroy
genoemd. De sappen worden tegen buikloop gedronken, indien de
stoelgang met bloed vermengd is. De v ru c h te n , welke eenigzins zoet
zijn, kunnen gegeten worden.
41. — h a ria iig ol’ k a ro k k o t {Cissus rep en sIkuX De bladen
biervan worden in plaats van zuring gebruikt; zij worden tot dat
einde in pisangbladen ingcslagen en over bet vunr gehouden, tot dat
zij slap worden. Ook wordt met deze b lad en hout atgcwreven,
ora de aderen beter te doen voorhomen en aan hetzelve glans le geven.
42. — h a r ia n g burrnni, Bniigbnrruniaiii Assam ol lla sseu in
{Cissus discolor Bl.). Ook de b lad en biervan worden om hunne
aangenaame zuurte veelvuldig gebruikt, en dikwijls raauw, ook
bij maagpijn(?) {sakkiet atie) gegeten.
43. — h o en jo e r boeoet {Kadsura scandens Bl. et Spliaeros-
tema axillare Bl.). De sappen worden bij kolijken {sakkietproet
moelas) gedronken; tot hetzeli'de doel worden ook de b lad en en de
v ru c h te n gegeten; de laatsten zijn wat wrang van smaak.
44. —ju tto n {convolvuli sp. div.). De witte me lk s ap wordt ter
verkoeling op versehe wonden gedaan; geiten, kidangs en apen zijn
groote liet’bebbers van de bladen.
29. — k a h lto e ta n . Zie Aroy daamvn koentoet.
45. Aroy k a l a y a r (alle soorten),( Tnchosanthes, BryonopsisB%i^.
■sp. permultae). De sap p en worden aan hinderen, die zeer mQt
wormen geplaagd zijn, te drinken gegeven.
46. - k a l i a g e h {Capparis sp.). De in stukken gesnedene
ra n k e n worden een’ halven dag in water gelegd, en dit water bij
lendenpijn gedronken.
47. — k am an d en , Gambier tj a a l of M a ia tti goeia (alle soorten)
{JaJminum sp. plnr.). De fijn gewrevene b lad en worden bij eene
hnidziekte der banden, in de gewrichten ingewreven {sakMet kamanden)
, waarbij een gevoel, als of mieren onder dezelve fiepen,
wordt waargenomen.
48. — k an g k o en g of K ankoeng {Convolvulus repiams L.)
De b lad en worden afgekookt, dan met klapperolij gebraden, en
zijn ZOO lekker om te eten.
49. k a ro ew a n g {PipermajusculumBl.). De stam en ran ken
worden tegen de wilde varkens gebruikt, zoo als reeds bij (19)
Aroy halang is beschreven.
50. — k a so e n g k a {Gnetum funiculare Bl.) De ra n k e n
worden in de zon gedroogd, dan de bnitensche groene schU afge-
scbrapt, en eindelijk de hast van bet hont losgemaakt; deze wordt
nn tot koord verwerkt, hetwelk zelfs die van Bameh in fijnheid
zal overtreffen, en waarvan vischnetten enz. gemaakt worden. De
sappen des stams worden bij buikziekten gedronken, die met den
naam van pannas p ro e t, parrang hadan, aangednid worden.
Ook uitwendig worden deze sappen bij eene hnidziekte {sakkiet
kalikata S\jm.) aangewend, die zieh door dihke, beete en sterk
zwerende builen vertoont ; biertoe kunnen ook de fijngewrevene
s c b il en b la d e n gebruikt worden.
51. - k a so e n g k a b eu rriet of A. k a so e n g k a o en tja l
{Gnetum edule Bl.) De sappen worden aan hinderen, die aan
wormen of bevigen hoest lijden, te drinken gegeven; de y u c h t e n
zijn eetbaar en gelijken in smaak aan die van Tangkil ol de pitten
van Nangka.
52. — k a tjam b a n g . Zie Aroy kitjamhang.
53. — k aw a o h {Dullergiasp.). De sappen worden bij hoest en
ongesteldheid van den buik {sakkiet p r o e t pannas) gedronken ; de
xvortelen en s tam worden in de met versehen arengwijn gevnldebam-
bocskohers gedaan, om dezelven eenen b a l v e n dag lang zoet te houden.