2
(le helft gcdronken en de andere helft op den bulk ingewreven ;
'lie ook [G) Arnpelas,
5. Amis iiiat« {Ficus Ribes RwDT. et F. coronata RwDT.)
De iijn gewrevene b la d e n worden op de buik of lendenen gesmeerd
bij {sakkiet proet moelas) kolijk en ongeregelden buikloop.
6. Anipelas, Ainplas of Hanipelas {Ficus politoria Lam.)
De sap p en worden des ocbtends nüchteren door ben, die moeijebjke
watcrlozing hebben, aangewend en,zoo als bij beschrcven
is,(A’erWziiSüND.)gedronken. De b la d e n , die ruw zijn op het ge-
voel, worden gebezigd tot lietafwrijven enpolijsten van fijne houtwerken.
7. Anipelas aroy {Ficus obtusa Hasski.). Deze slingerplant
Staat in nut gelijk aan N». 6.
8. — badak {Ficus sp.) Ook deze plant Staat in nut gebjk
aau N«. 6 ; doch de bladen zijn grof en geven dus geene zoo fijne
politnr als die van Ampelas.
9. Andong bnrruin en A. heedjoh {Dracaena ferrea L. ß .
a tro sa n g u in e a Hasski. en «. ru b e n s Hasskl.). De jo n g e b la den
worden over bet vunr gebraden of gekookt en met rijst gegeten,
bii bedorven maag { s a k k ie t alle), en indicn het eten niet meer
smakcn In de onde b lad en wordt rijst ingewikkeld en dan
gekookt, waardoor dezelve {JSa s s i Mal. Kedjoh SüND.) eenen aangenamen
smaak {hihoek) ontvangt.
10. Angrit {JSauclea sp.) Het h o n t is niet bijzonder sterk,
wordt ook ligt door de witte mieren aangetast, eu daarom slechts
tot haloe’s d. i. stampers bij de njstblokken gebruikt.
1 1 . Angrit {Nauclea lanceolata Bl.) Het h o u t, hetwelk zeer
sterk is en door de witte mieren enz. niet wordt aangetast, wordt
als bonwbout aangewend.
12. Angsana [Pterocarpus indicus WlD.) Het h o n t mnnt
uit door zijne fraaije aderen, en wordt daarom veel tot fijne hont-
werken gekruikt, zoo als scheden van krissen, golloks enz., stoe-
len, tafels enz. De s a p , welke door insnijding in den stam wordt
verkregen, wordt tot polijsten en ook tot donkere verw voor meu-
bels, waarop zij ingewreven wordt, aangewend: daarbij dient de
sa p ’ook tot geneesmiddel en wordt in het tandvleesch van hinderen
ingewreven, indien het eene witachtige klenr aanneemt {sakkiet
baroessoe). — Deze boom wordt in bet Javaansch Sono genoemd,.
waarvan de naam : Zonnehout voor *So«o-hout.
13. Antannan gcdeh {Hydrocotyle asiatica L.). De b lad en
worden raauw en afgekookt als toespijze bij de rijst gegeten.
14. luiuboet {Hyd ro co ty le sp le n d e n s B l.) De b la d e n worden
in water gelegd; na eenigen tijd wordt dit gedronken en ook
de bladen gegeten bij kolijken { s a k k ie t p r o e t m o e la s ) , indien men
van binnen gedurig beweging gevoelt.
15. Aren of Kaw o en g {Saguerus saccharifer Bl.). De bast-
a c b tig e s to f, welke zieh tusscben de bladstelen om den stam be-
vindt en zwart van kleur is , wordt toek of injoek genoemd; men
wendt dezelve aan tot het ovcrdekken van met atap hirey of andere
soorten van atap gedekte huizen, waardoor deze eene groote duur-
zaamheid ontvangen, doch ook (bijzonder in het begin) ligt vunr
vatten; van de fijnste deelen daarvan wordt tonder gemaakt, door
bijvoeging der verbrande bladen van {12>Q)Aroy tjaraioeng; de minder
fijne deelen worden tot touw geslagen of ook met kalk vermengd
aan zulke plaatsen vastgeslagen, waar men honten stijlen zetten wil,
om deze tegen witte mieren te bewaren. De grovere deelen worden
van den bergbewoner dikwijls voor schrijfpennen gebruikt De b la den
, welke nog niet ontwikkeld en nog in den eindknop ingeslo-
ten zijn (het hart, Dodol Sund.), worden als zeer lekkere toespijze
bij de rijst genuttigd, ook bij bitte des ligcbaams voor geneesmiddel
gebruikt; beginnen de bladen zieh te vertoonen, zonder reeds open-
gevouwen te zijn, zoo worden zij algesneden, gedroogd en later in
stukken gesneden, tot het inrollen der cigaren zoo als de gemeene
man ze rookt, doch worden deze bladen hiertoe minder geacht dan
die van de Nipa-palm. De onde b lad en worden wel eens, hoe-
wel zeldzaam, tot het dekken der huizen {atap aren Mal. ol hateup
kawoeng SüND.) aangewend. De stam dient om er instrumenten
tot de vischvangst (ÄJöwoeZs) van te maken. Het mcrg des stams
wordt gestampt, dan in water uitgewasschen, dit weggegoten en
bet bezinksel bewaard, hetwelk eene vrij goede sago oplevert, die
hoofdzakelijk dan van den bergbewoner wordt gebruikt, indien door
vele regens de rijst op zijne bergrijstvelden {gaga?s) met geslaagd is.
De b lo em sten g , na zieh behoorlijk ontwikkeld te hebben, wordt
met een hout (709) week geklopt, en drie á vier weken later
afgesneden, waarna er eene groote menigte zoet en ligt geel sap
uitloopt, dat zeer aangenaam en gezocbt is {Toewak oí T. aren)',
doch ieder kan het gebruik daarvan niet verdragen-, werdende bij
1«