N
(Xanthophyllum Bt. sp. div.). Het liout is sterk, echter grof,
docli ligt te hewerken, en wordt niet door de witte mieren enz, aangetast.
493, Klnjorang. Zie Katoempang.
587. Kloerat ol Koeplng iniepjangan [Plantago asiatica L.)
De b lad en worden gestampt en over’t vuur gehouden, en warm
op wonden van paarden door zadels veroorzaakt gelegd; de heele,
in de hand eenigzins gekneusde b lad en worden ook op versehe wonden
en zweren gelegd.
334. Kioray. Zie Handeeong.
588. Kipadalll (Spathodea yiyantea Bl.). De ta k k e n worden
gespleten, glad gemaakt en met eene opening voorzien, om eene
bamboe daarin te steken, hetwelk de inlandsche windwijzer ( 7&o-
lehtjer) geeft; het h o u t is groot van omvang, wit, grof, en wordt
niet van witte mieren aangetast; in gebruik staat het gelijk aan
(161) Baroboi.
582. Kipaijoeng. Zie Kimerak.
247. Kipautjar. Zie Djengkot,
589. Kipaoh {Dipterocarpus sp.l). Het h o u t is niet sterk, echter
taai, de witte mieren zijn er vrienden van; het wordt wel doch
zeldzaam voor bouwhout gebruikt, meer dient het voor stelen van
bijlen enz.
509. Kipapangka. Zie Kiangier.
586. Kiparahoe. Zie Kindoy.
590. Kiparai {LepidantTies montana Bl.?), Het b o u t is
sterk, groot van omvang, echter niet fraai, wordt door witte mieren
enz. niet aangetast en dient voor balken, planken, enz.
566. — gedeh* Zie Kilalaijoe,
591. Kipareh gedeh (EupTiorbiacea gen.?). Het h o u t op
drooge, schaduwrijke plaatsen gebezigd, houdt zieh zeer lang goed,
daarentegen op vocbtige plaatsen vermolmt het spoedig. Men gebruikt
het voor bouwhout.
592. Kiparellek (....................?). Het h o u t is sterk, wit en
fijn van aderen, de witte mieren enz. tasten het niet aan, en men
gebruikt bet voor bouwstoffen.
589. Kipanw. Zie Kipaoh.
593. Kipella of Kitoeak (Canarium Pimela Koen. ). Het
h o u t is hard, sterk, wit en grot, de witte mieren zijn er vrienden
I
van, en men gebruikt !ict voor huisraad, meubelen, enz. De p it-
ten der vruchten staan gelijk aan die van (465) Kanarie.
594. Kipenries, Peiirries of 8 a ssa lumboet (Leiocarpus
jruticosus Bl.), De b a s t en b lad en worden gestampt en met die
van (866) Tjangkoedoe vermengd tot roodverwen gebruikt.
595. Kipiiet (Maesa sp. div.). De blad en worden bij graveel
raauw gegeten.
538. Kipinnang. Zie Kidjambeh.
541. Kipochpochan goenoeng. Zie Kiharendong.
596. Kipoetrie (Podocarpus sp.div.). Het h o u t is week, fijn
en niet zeer sterk, en wordt voor huisbouw eu meubelhout gebezigd.
597. KipoSak (Engelhardtia serrataBl.?). Het b o u t is weeken
wordt door de witte mieren enz. aangetast, dient echter tot huisbouw,
598. Kipooik (Inya falcifolia Hsskl.). Het bout is fijn,
sterk en taai, echter van geringen omvang ; het wordt voor stelen
van bijlen, enz. gebruikt.
586. Kiprauw. Zie Kiparahoe of Kindog.
599. Kiradjoen (Siadiphyllum scamdens DC.). De sappen
worden gedronken bij ziekte van het tandvleesch (hoentoe)', men
neemt ook s tu k k e n van het b o u t of ta k k e n , brandt dezelve op
den eenen kant, waardoor de sappen op den anderen kant uitloo-
pen, waarmede bet tandvleesch wordt ingewreven.
600. Kirambetoek (Dalberyia sp.?). Het h o u t is niet eens
voor brandhout te gebruiken en wil bij vochtig weder niet branden.
601. Kirandja (J/acÄz'iws Nees?). Hot h o u t is bijzonder sterk,
fijn en rood, en houdt zieh bijzonder lang onder de aarde goed, bet
wordt daarom tot digtzetten (kedap) der graven gebezigd, is echter
ook voor huisbouw en meubelhout zeer goed te gebruiken.
537. Kirendang. Zie Kidjahe.
602. Kirey (alle soorten) (Metroxylonen Sagus sp. div.). De
stam wordt vóór den bloeitijd omgekapt en het merg gelijk als dat
van (15) Aren voor sago gebruikt; deze kirey-sago is echter niet zoo
lekker als die van Aren en niet zoo gezond als die van (315) Ge~
bang, en het is niet ongewoon buikzuikten door ’t gebruik daarvan
te zien ontstaan. De oude b lad en dienen tot het dekken der huizen,
en verdienen daarin de voorkeur voor alle andere dekkingsmid-
delen (atap-atap), als de bladen van (15) Aren, (304) Glaya,
(315) Gebany, enz. enz.