
eenstemt, zich daardoor echter standvastig onderscheidt, dat zij aanmerkelijk
kleiner is, en dat hare 4 paar buitenste staartpennen op de bovenzijde eenkleurig
blaauw, op de onderzijde zwartachtig zijn.
De lengte van hare vleugels bedraagt 3 duim 2 lijnen, die van het middelste
paar staartpennen ruim G duim, van het volgende paar 2 duim 7 lijnen, van
den bek 11 lijnen.
DACELO SABKINA.
Plaat 14 en PI. 15, flg. 3.
Deze soort heeft in grootte en kleurverdeeling de grootste overeenkomst met
Dacelo dea, waarvan zij zich echter standvastig onderscheidt, doordien men, in
het volkomen kleed, op het achtergedeelte van den mantel, eene naar gelang
der voorwerpen grootere of kleinere vlek waarneemt, terwijl dit kenmerk reeds
in het eerste kleed aangeduid is doordat elke der bruine vederen van dit gedeelte
in het midden van eene groote, langwerpige, rosse vlek voorzien is.
Men merkt bij dé oude voorwerpen van dezen vogel, ten opzigte der kleurverdeeling,
gelijksoortige wijzigingen op als bij Dacelo dea, hetgeen dan ook
eveneens aanleiding heeft gegeven tot het opstellen van verscheidene soorten,
ofschoon het verblijf van deze zoogenaamde soorten slechts door uitermate geringe
afstanden van elkander gescheiden is.
De voorwerpen van het eilandje Kajoa, hetgeen digt bij Halmahera en Batjan
ligt, herbergt de voorwerpen, die het eerst onder den bijnaam van "sabrina"
beschreven werden. Zij hebben, volgens den heer WALLACE , de bovendekvederen
van den staart, en de staartpennen, met uitzondering van het versmalde gedeelte
der beide middelsten, geheel wit.
Onze onvermoeide reiziger BERNSTEIN heeft op het kleine eiland Rau bij het
grootere Morotai gelegen, een zestal oude voorwerpen verzameld, bij welke het
wit der staartpennen geheel of grootendeels van blaauwe zoomen voorzien is, terwijl
de witte bovendekvederen van den staart min of meer duidelijke sporen van donkere
den bovenkop trekt weinig in het groen en is naar het midden toe donkerder, en de
blaauwe zoom der vier paar zijdelingsche staartpennen is veel breeder.
De voorwerpen van Ceram werden met die van Amboina onder den bijnaam van
"nais" van de overigen afgescheiden, lntusschen is het blaauw van den mantel en de
zijden van den kop, bij onze zes oude voorwerpen van Amboina, levendiger dan
bij die van Ceram; de bovendekvederen van den staart zijn geheel wit; de verlengde
staartpennen zijn langs haar geheel breed gedeelte wit, en vertoonen
slechts zelden een fijnen blaauwzwarten zoom, en ook de overige staartpennen zijn
wit, en slechts de buitensten zijn somtijds van een donkeren smallen zoom voorzien.
Bij vier oude voorwerpen van Boana en Manipa, eilanden tusschen Ceram en
Boeroe gelegen, is het blaauw van den bovenkop, nek en de vleugeldekvederen
lichter en trekt in het groen, de groote bovendekvederen van den staart zijn
met eene zwartblaauwe tint omzoomd, het middelpaar staartpennen is aan zijn
breed gedeelte, wit met blaauwe zoomen, of blaauw met groote onregelmatige
witte vlekken, en de overige staartpennen zijn aan hare buitenvlag allen van
blaauwe zoomen voorzien.
Dit zij genoeg om aan te toonen, dat het gemakkelijker is, soorten te maken
en ze te benoemen dan ze te onderscheiden, en dat onze kennis-van deze dieren ,
zooals dit trouwens het geval is met de gemeenste soorten , nog hoogst onvolmaakt is.
Men heeft tevens uit het voorgaande kunnen opmaken, dat de soort, zooals
wij die begrijpen, waargenomen werd op Amboina, Boeroe, Ceram en andere
nabijliggcnde eilandjes, op Halmahera, Batjan en het westelijk gedeelte van
Nieuw-Guinea. Overigens komt zij ook in het noordelijk gedeelte van dit groote
eiland en op Waigeoe voor.
DACELO HYDROCHARIS.
Plaat 14, flg. 4 en 5.
De Engelsche reiziger WALLACE heeft op de Aroe-eilanden eene soort van
Ijsvogel ontdekt, die in haar maaksel en hare kleuren met Dacelo dea over