
10 ALCEDO LEUCOCEPHALA.
kleur donker is bij de voorwerpen van Ceylon en Suuiatra, licht bij die van het
vaste land van Indië, van Java en vooral van Borneo. Intusschen ontwaart men in
dit opzigt tusschen de voorwerpen dezer verschillende streken allerlei overgangen,
die eene afscheiding der voorwerpen volgens de landstreken ondoenlijk
maken.
De Vicomte DE BOCARMÉ berigt, dat deze vogel, op Java, de rivieren en
moerassen bewoont, en zich met visschen voedt, echter ook de eijeren van waterinsekten
eet. Hij brengt veel nadeel toe aan de vijvers, waarin de Javaansche
grooten eene keus van vischsoorten plegen te houden, en het gebeurt niet zelden
, dat hij deze vijvers allengs geheel leeg vischt.
Men heeft ons van Sumatra eenige voorwerpen van eenen Ijsvogel gezonden,
die in alle opzigten met de Alcedo leucocephala overeenstemt, behalve dat hunne
staartpennen met de bovendekvederen, de vleugels en het achtergedeelte van den
mantel eenkleurig bruin in plaats van blaauw zijn, ofschoon zich laatstgenoemde
kleur aan de zoomen der bovendek vederen begint te vertoonen. Deze beide voorwerpen
maken bovendien den indruk, als hadden zij hun volkomen kleed nog
niet verkregen. Van Java en Borneo zijn ons zoodanige voorwerpen nog niet voorgekomen.
Er werden er daarentegen op het vaste land van Indië waargenomen,
en onder den bijzonderen naam van Ilalcyon amauropterus aangevoerd. Volgens
JERDON wordt deze vogel in het ondergedeelte der groote rivieren van Bengalen,
Arrakan en Tenasserim aangetroffen.
A L C E D O M E L A N O R H Y N C H A.
Plaat 2, fig. 1.
Deze soort, die den Alcedo leucocephala in grootte evenaart, is zeer kennelijk
aan haren geheel zwarten bek en haar, slechts van twee en bovendien zeer eenvoudige
kleuren voorzien vederkleed.
De vleugels, staartpennen en de zijden van den mantel zijn zwartachtig
bruingroen, eene kleur, die ook op de wangen en den voorkop, ofschoon onre-
ALCEDO MELANGE HYNCHA. 1 1
gelmatig, te voorschijn treedt, maar hier weinig groen vertoont. Alle overige
deelen zijn okergeelachtig wit. De pooten zijn geelachtig bruin.
Lengte der vleugels 5 duim 1 lijn, van den staart 3 duim 1 lijn, van den
bek 2 duim 10 lijnen.
Deze soort werd door wijlen den hoogleeraar REINWARDT in Celebes ontdekt; hij
kon er intusschen slechts een voorwerp van bemagtigen, en zij werd door onze latere
reizigers ook niet meer waargenomen. Daarentegen verzamelde WALLACE eveneens
voorwerpen daarvan op het noordelijk gedeelte van Celebes.
C. Kleine soorten, wier pooten slechts van drie teenen voorzien zijn. Bek
grootendeels of geheel zwart. Zij werden door SWAINSON in een eigen geslacht,
Halcyone genaamd, gebragt.
A L C E D O A Z U R E A.
Plaat 3, fig. 4.
Daar deze soort grooter is dan alle overige drieteenige Ijsvogels, zoo is deze
omstandigheid toereikende, haar dadelijk te herkennen. Zij overtreft in grootte
zelfs den gewonen Ijsvogel van Europa, heeft eenen veel stevigeren snavel, maar
dezelfde kleurverdeeling, met dat onderscheid echter, dat het ros der wangen en
het groen der bovendeelen door blaauw vervangen wordt en niet gevlekt is, en
dat het ros der onderdeelen donkerder en vuriger is.
De bek is zwart, hetgeen intusschen tegen zijne punt in een min of meer vuil
geelachtig rood overgaat. De pooten zijn rood. De keel en een bundel vederen
achter de oorstreek zijn okergeelachtig wit; de overige onderdeelen, de onderdekvederen
der vleugels en eene langwerpige vlek boven de teugels roestkleurig
roodbruin. De kleur der bovendeelen, der zijden van den kop, en van eene
groote vlek boven de zijden der borst is een donker purperachtig blaauw, hetgeen
zich echter op de bruinzwarte vleugels slechts vertoont in de gedaante van
groote vlekken het einde der vederen innemende.