
I. KLEINE HAVIKKEN.
A S T U R T R I V I R G A T U S.
(Plaat 10.)
Grootte eener duif of woudduif. Achterhoofd van eene puntige kuif voorzien.
Voetwortels zeer stevig, van voren met eene reeks schilden bekleed. Teen en
stevig, maar van middelmatige lengte. Keel witachtig, langs hare middellijn
en aan weerszijde met eene donkere streep. Staartpennen met vier donkere
dwarsbanden.
Vleugels 7 duim 4 lijnen tot 8 duim 4 lijnen. Staart 5 duim 3 lijnen tot
6 duim 9 lijnen. Voetwortel 25 tot 27 lijnen. Middelteeu 25 tot 26 lijnen.
Oogen goudgeel. Washuid en pooten geel.
Oud. Kop, met uitzondering van de keel, grijszwart. Krop roestkleurig. Vederen
van de borst, den buik en de schenkels wit, met bruine, op de schenkels veelal
in het zwarte, op de overige deelen in het roestkleurige overgaande dwarsbanden.
Onderdekvederen van den staart wit. Mantel, rug en vleugels bruin, maar
de bovendekvederen van den staart met witte dwarsbanden. Grondkleur der
staartpennen bruin, op de onderzijde witachtig. Grondhelft der slagpennen
van onderen wit met zwarte dwarsbanden. Groote en middelste onderste vleugeldekvederen
wit, met enkele zwarte vlekken; de kleine wit met roestbruine
dwarsbanden.
In het eerste kleed ontbreekt de roestroode t i n t , en de krop en borst vertoonen,
op eenen witten grond, donkere lengtevlekken. Somtijds merkt men
ook eenige zoodanige vlekken op de onderdekvederen van den staart op.
Onze reizigers hebben deze soort op de drie groote Soenda-eilanden aangetroffen.
Volgens den heer S. MULLER voedt zij zich met vogels en heeft in hare levenswijze
veel overeenkomst met den gewonen Sperwer.
ASTUR GRISEICEPS. 19
A S T U R G R I S E I C E P S.
(Plaat 11, fig. 1, 2.)
Deze soort schijnt den Astur trivirgatus der Soenda-eilanden op Celebes te vervangen.
Zij is kleiner dan voornoemde, en onderscheidt zich buitendien daarvan
door het ontbreken eener kuif en door andere kleuren.
Vleugels 6 duim tot 7 duim 1 lijn. Staart 5 duim tot 6 duim 1 lijn. Voetwortel
2 duim tot 2 duim 5 lijnen. Middelteen 13 tot 14 lijnen.
Oogen oranje. Washuid licht groen. Pooten citroengeel.
Oud. Keel wit met eene zwarte streep langs de middellijn. Overige gedeelten
van den kop en den nek grijs. Overige onderdeden wit; maar de krop, borst en
buik met zwarte lengtevlekken, de schenkels met zwarte dwarsbanden. Overige
bovendeden tamelijk licht purperachtig bruin , de staart met vier zwarte dwarsbanden.
Onderdekvederen der vleugels wit, de groote met een zwarte vlek aan het einde.
Grondgedcelte der slagpennen van onderen wit met verscheidene zwarte dwarsbanden.
Pij den jongen vogel zijn de vederen der bovendeden licht gezoomd, de vederen
van den kop zijn, in plaats van grijs, bruin met lichte randen, en de overlangsche
vlekken der onderdeden zijn roestbruin , veel breeder en niet scherp begrensd.
Over de levenswijze van deze fraaije soort is ons niets bekend geworden
A S T U R N O V A E - H O L L A N D I A E.
(Plaat 11, fig. 3.)
De heer S. MULLER heeft een voorwerp van deze soort op de Westkust van
Nieuw-Guinea verzameld. Zijn vederkleed is, gelijk dat der meeste voorwerpen
van Australië, waar deze vogel algemeen verspreid is, geheel wit. Intusschen
komen aldaar dikwijls ook voorwerpen voor, bij welke de bovendeden eenkleurig
aschgraauw en de onderdeden wit en veelal met aschgraauwe dwarsbanden
zijn. G. I I . GRAY heeft onder den naam van Astur poliocephalus een vogel be