
24 NISUS CRUENTUS.
Bij de oude voorwerpen van Ternate is het ros van den mantel mat, dikwijls
in het grijsachtige trekkend of geheel door lichtgrijs vervangen, hetgeen ook
dikwijls den kop, behalve de keel, inneemt. De bandjes der onderdeden zijn
flaauw of ontbreken geheel en al. Zie de afbeelding van een voorwerp met grijzen
mantel en kop, en zonder bandjes op de onderdeden op Plaat 14, fig. 2.
Onze drie oude voorwerpen, op het eiland Guebeh verzameld, en een van de
Obi-eilanden, hebben veel overeenkomst met die van Ternate.
Ook die van Morotai, van welk eiland wij zes oude voorwerpen bezitten,
stemmen nagenoeg met die van Ternate overeen, maar het eene is donkerder
van kleur (zie Plaat 14, fig. 3 en 4).
Van onze zeven oude voorwerpen van Halmahera zijn er vier veel donkerder
van kleur dan alle overigen en hebben geen rooden mantelkraag (zie Plaat 14
fig. 1). Twee anderen hebben eenen grijsachtig rossen mantelkraag, en naderen
de gewone verscheidenheid van Ternate, ofschoon de bandjes hunner ondcrdeelen
veel donkerder en meer bruinrood zijn. Het zevende voorwerp te Dodingo
op Halmahera, tegenover Ternate verzameld, heeft de grijsrosse kleur van den
mantel zeer beperkt, en zeer flaauwe dwarsbandjes op de onderdeelen, waardoor
het tot dè lichte verscheidenheid van Ternate nadert.
Van Batjan verkregen wij zeven oude voorwerpen. Een dezer gelijkt op de
donkere verscheidenheid van Halmahera (afgebeeld Plaat 14, fig. 1). Vijf anderen
zijn een weinig donkerder dan de gewone verscheidenheid van Ternate, en
een stemt nagenoeg geheel overeen met de lichte verscheidenheid van Ternate
afgebeeld op Plaat 14, fig. 2.
N I S U S A P P R O X I M A N S.
Deze groote Sperwer doet in sommige opzigten aan Nisus cruentus denken;
maar hij is veel grooter, en zijn kleurstelsel is aanmerkelijk gewijzigd, vooral
doordien de bovendeden bruin, de kleuren in het algemeen veel somberder zijn,
en het getal staartbanden veel grooter is.
NISUS APPROXIMANS. 25
Wij ontvingen van deze soort slechts een jong voorwerp afkomstig van Timor,
en de heer WALLACE trof haar op Lombock en Flores aan. Zij behoort eigenlijk
in Tasmanië en Australië t'huis, waar zij zeer menigvuldig is, komt echter ook
op Nieuw-Caledonie voor, en het schijnt dat men bovengenoemde eilanden als
de noordelijke grens van hare verspreiding beschouwen moet.
Ons voorwerp van Timor vertoont de volgende verhoudingen. Vleugel 10 duim
10 lijnen; staart 9 duim 4 lijnen; voetwortel 3 duim; middelteen 21 en een
halve lijn.
Bij zes voorwerpen van Australië en Tasmanië zijn deze verhoudingen als
volgt. Vleugel 9 duim 11 lijnen tot 11 duim 6 lijnen; staart 8 duim tot 9 duim
ö lijnen; voetwortel 2 duim 8 lijnen tot 3 duim; middelteen 16 tot 21 lijnen.
Oud. (van Australië). Bovendeelen en wangen bruin, zeer weinig in het grijsachtige
trekkend, en door een, ofschoon zeer onduidelijken rosbruinen nekkraag
afgebroken. Alle onderdeelen en de onderste vleugeldekvederen met afwisselend zeer
fijne witachtige en breedere rosse maar met bruin gezoomde dwarsbandjes bedekt;
intusschen is het ros op de schenkelvederen, en de onderste dekvederen
van de vleugels en den staart voorheerschend. Slagpennen aan de onderzijde
witachtig met zwartachtige dwarsbanden. Staartpennen met 20 tot 24 lichte
dwarsbanden. Oog en pooten geel. Washuid blaauwachtig loodkleurig.
Eerste kleed. Ongeveer als bij de jongen van Nisus cruentus; maar de vlekken
van de borst groot en hart- of druppelvormig, en de overige onderdeelen
naar achteren met breede volkomene dwarse banden.
N I S U S T O R Q U A T U S.
(Plaat 17.)
Deze soort, die den Nisus cruentus op de reeks der eilanden, zich van Java
tot Timor uitstrekkende, vervangt, heeft in het algemeen veel overeenkomst daarmede,
is echter standvastig onderscheiden, doordien de binnenvlaggen der slag-
4