
30 CIRCAËTUS BACHA.
van den staart reiken. Zij zijn tot Oost-Indië beperkt. Behalve de soorten van
onzen Archipel vindt men er eene op het vaste land van Indie, eene op de
Philippijnsche eilanden en eene op Formosa. De soort der Soenda-eilauden komt
ook op Malacca en Ceylon en, zoo men zegt, zelfs in Middel-Afrika voor. Men
treft bij de, in onzen Archipel levende soorten somtijds voorwerpen aan, die een
geheel ander kleurstelsel vertoonen, doordien de kop, hals en alle onderdeden
witachtig zijn met donkere vlekken. Deze voorwerpen zijn blijkbaar jongen; daar
intusschen ons geheel jong voorwerp van den gewonen Bascha volmaakt dezelfde
kleuren als de ouden vertoont, zoo moet men aannemen, dat de jongen wel
veelal, maar niet altijd, een ander kleed hebben als de ouden.
C I R C A E T U S BACHA.
(Plaat 22.)
In onzen Archipel werd deze soort, veelal de gewone Bascha genoemd, op de
drie groote Soenda-eilanden aangetroffen. Zij is vooral kennelijk, doordien hare
vleugel- en schouder vederen, gelijk ook de korte slagpennen, aan haar einde, van
een paar witte vlekjes voorzien zijn, die op laatstgenoemde pennen echter dikwerf
ineenloopen.
Vleugel 13 duim 3 lijnen tot 15 duim. Staart 9 duim tot 9 duim 11 lijnen.
Middelteen 17 tot 19 duim.
Oogen, oogkring en washuid geel. Pooten okerachtig geel.
Bovenkop en nek zwart, de kuifvederen aan hare grondhelft wit. Zijden van
den kop en keel zwartachtig grijs. Mantel en krop vaalbruin. Overige onderdeelen,
oksel vederen en onderdekvederen der vleugels donker grijsachtig bruin,
maar elke veder van 3 of 4 paar witte, ronde, middelmatige vlekken voorzien,
die op de onderdekvederen van den staart eenen dwarsen vorm aannemen. Rug
en vleugels grijsachtig bruin. Slag- en staartpennen met twee breede gemarmerde,
op de bovenzijde bruine, op de onderzijde witachtige dwarsbanden. De overige
gedeelten der vleugels, de schoudervederen en rug bruin met grijsachtigen weêr-
CIRCAÉTUS BACHA. 37
schijn. Staartpennen en bovendekvederen van den staart aan haar einde witachtig
gezoomd.
Het door ons afgebeelde zeer jonge voorwerp vertoont een met dat der
ouden overeenstemmend vederkleed, behalve dat de grondkleur der vederen
een lichter bruin is en alle vederen der bovendeden van witte zoomen voorzien
zijn.
Een ander, maar volwassen voorwerp (zie fig. 2) behoort tot de bovenvermelde
witachtige verscheidenheid. Het draagt blijkbaar nog zijn eerste kleed, omdat de
vleugelvederen lichte zoomen hebben, maar enkele nieuwe vederen der onderdeelen,
die de kleur hebben van de vederen der ouden, toonen aan, dat het in
de rui en op het punt i s , zijn witachtig kleed met het gewone kleed der ouden te
verwisselen.
C I R C A E T U S R U P I P E C T U S.
(Plaat 23, fig. 1, 2, 3.)
Deze vogel heeft veel overeenkomst met den gewonen Bascha van de Soendaeilanden
en Ceylon, en hij vertegenwoordigt deze soort op Celebes. Hij is intusschen
kleiner. De zijden van den kop en de keel zijn grijs, hetgeen min of meer
in het zwart trekt. De grondtint der overige onderdeden is rosbruin, en de witte
vlekken dezer deelen zijn meer in de breedte gerekt. De bovendeelen zijn purperbruin.
De nekvederen zijn meestal donker roestkleurig gezoomd en de staart
is van drie lichte banden voorzien.
Een, waarschijnlijk jong voorwerp doet door zijne kleuren aan de witachtige
verscheidenheid denken, die de jonge gewone Bascha dikwijls aanbiedt.
Vleugel 12 duim 3 lijnen tot 12 duim 7 lijnen. Staart 8 duim tot 10 duim
2 lijnen. Middelteen 16 lijnen tot 17 en een halve lijn.
Oog oranjerood. Washuid en pooten stroogeel (VON ROSENBERG).
Voedt zich met slangen.