
genaamde zeepaardjes; de Iris geel; het lijf geel en bruin
als gemarmerd; de beenachtige geledingen zijn van boven
met een Verheven naad aan elkander gevoegd, en maken
het lijf van boven zeshoekig, meer naar achteren vierkantig
en naar den (taart rond; 18 dezer geledingen maken
het lijf en 36 den (taart u it ; de vinnen aan de kieuwen
, gelijk ook de rugvin zijn zeer klein, graauw van
kleur, in die van de kieuwen zijn 2 , van den rug 18 ,
van de borst 12 , aars 5 , (taart 10 beentjes. Lengte zelden
meer dan 2 voeten en dikte van een’ vinger.
Woonplaats. In de Noordzee, aan onze kusten, niet
verre van (trand.
Voedfel. Water-infecten, wormpjes en vischkuit.
Voortteling.?
Eigenfchappen. P
2. S. A c u s , Linn. Spec. 2 , p. 1455. De zevenkan-
tige Naaldvisch. TAiguille. The Pipe Fish. D i e
M e e rn a d e l. D ie T rom p e te .
BLOCH, F. D. III, p. 113, No. 2, t. 91, f. 2. WlLLOUGHBEY ,
Icktk. p. 159, tab. I. 25, fig. X.
Kenteeken. Het lijf beftaat uit 20, de (taart uit 43
geledingen; van voren is het zeven- naar het midden vijf-
en den (taart vierkantig, donker en okerkleurig gevlekt,
gebandeerd ^ en als gemarmerd; de fchildjes zijn zeer fijn
geflxeept; de aars is digter aan den kop dan aan den
(taart; de kieuwenvin heeft 2 , de rugv. 36, de borstv.
1 4 , de aarsv. 6 , de (taartv. 10 beentjes. Lengte 1%— 2
voeten.
Woonplaats. In de Noordzee langs onze (tranden.
Voed--
Voedfel. Water-infecten, wormpjes en vischkuit.
Voortteling. P
Eigenfchappen. P
3. S. Ophidion , Linn. Spec. 5 , p. 1456. De Zee-
Addcr. L e Serpent. The Sea-Adder , the little Pipe-
fish. D ie M e e r fc h la n g e .
Bloch, F. D. III, p. X15, No. 3, t. 91, f. 3'. Klein, Site*
Miss. IV, p. 26, No. 15, tab. 5, f. 4. i
Kenteeken. De fnuit van dezen is veel korter dan die
der twee voorgaande; het lijf is rolrond, met eene geringde
huid bekleed, die groenachtig is met gele vlekken;
zij hebben noch borst-, noch aars-, noch (laartvin-
nen , in de rugvin zijn 34 (tralen; lengte 5— 8 duimen
dikte als eene fchrijfpen.
Woonplaats. In de Noordzee langs onze (tranden,
inzonderheid bij Katwijk*
Voedfel. Zee-infecten en vischkuit.
Voortteling. P
Eigenfchappen. Zwemmende maken zij eene (langvormige
beweging; wanneer men ze met de hand grijpen wil,
fpringen zij uit het water.
CXXXIX. DE SN OTTOLF. ( CTCLOPTERUS.)
Gejlachts-kenteeken. De kop (tomp; de mond vooruitwekende;
de tong kort, dik; in de kaken kleine fcher-
pe. tanden; de kieuwenhuid met 4 ftralen; het kieuwen-
dekfel uit een enkel vlies beftaande; het lijf kort, dik,
ongefchubt; de buikvinnen kringvormig zamengegroeid.