
hem toefc henen eenige nadere opheldering omtrent de
voornaamfte kenteekenen modig te hebben, waartoe
dan de afbeeldingen zoo van den wel ouden, doch getrouw
naa uw keurige» ro n d e l e t , als van zijne beroemde
opvolgers, EDWARDS, W1LLOUGBY, KLEIN, GRONO-
VIus , die van marsiglj ( offehoon zelden') aok zijn
aangchaald • zoo dat men maar zeer weinige voorwerpen
, geheel zonder aanhaling van eene of andere
voldoende afbeelding, za l aantreffen,
g (>» V a t hij zich de moeite getroost heeft, zoo veel
mogcljk de aangebaald» afbeeldingen met de voorwerpen
zelve te vergelijken, maar ook met de befchrijyin-
gen der overige voomaamfle fchrijyers over dit gedeelte
der natuurgefchiedenis zoo ah rondelet , gesner ,
willoijgü-y , artedi , klein onzen voortreff'elijken
landgenoot l * t . gronovius , goüan , broussonet en
andere, waardoor de plaatsbepaling van fommige onze
r inlandfche Visfchen in het Linncaanfche ftelfel of
nader bevestigd, o f ook nu en dan is veranderd geworden
, en zich de gelegenheid meermalen heeft opgedaan
tot het maken van fommige niet geheel onbelangrijke
aanmerkingen, ter nadere bejlemming der kenmerken
, joorien en verfcheidenheden van eenige nog
onvolkomen befóhrevene voorwerpen dezer afdceling,
4°. Dat men gcene moeite ontzien heeft, om uit alle
aan den fchrijver bekende afzonderlijke befchrijvlngen
van Neder landje he Visfchen, dat ge ene op te zamelen
wat tot de verzekering omtrent het a l o f niet aanwe*
zen van fommige nog twijfelachtige foortert dienen kort-
de; en daaronder derhalve ook niet heeft verzuimd+
dc
de wel onvolkomens, doch voor ons oogmerk zeer bó-
langrijke opgave van een aantal zeldzame Nederland-
fche Visfchen door onze beroemde landgenoot en en natuurkenners
JOAN FREDR1K CU LAURENS THEODORUS
gronovius zoo in de Acta Societ. Reg. Scient. Üpfal.
voor den jare 1742, als in de Acta Helvetica. vol. 4*
1760. met den bij hem voorhanden voor raad van aaiï-
teekeningen te vergelijken, en dezelve daardoor tot dt
tegenwoordige fystcmatifche foortbeflemming over te
brengen, waardoor derhalve de billijkheid der opneming
in de Fauna Belgica van een goed aantal nog in
twijfel geblevene foorten, nader en op het volkomenfle
is bevestigd en gewaarborgd geworden.
5°. Bij de opgave der gcjlachts- en foortskenteckcnen
is de kortheid zorgvuldig in acht genomen, zonder echter
iets te verzwijgen, dat ter verklaring der aangehaalde
afbeelding o f gemakkelijke en volkomenere verzinnelijking
der voorwerpen zoude dienen kunnen, waartoe
dan ook zelfs de gewone middelbare maat o f lengte
tiaar de rijnlandfchc opgegeven is. Eindelijk
6 °, meent hij hier nog te moeten bijvoegen, dat gelijk
de woonplaats, het voedfel, de wijze van voortteling en
bijzondere eigenlcfoappefl, van zoo vele, ja van de
meeste dieren in de vcrfchillende klas jen ■ tfafdeelingen
van het meer en meer onoverzienbaar wordende dierenrijk*
tot heden nog flecds ware geheimen der niet
altoos doorgrondclijke natuur gebleven z ijn , dezelve
■ ook bij dc Visfchen in weêrwil der vlijtigflè en fcherp-
zinnigjle uitgedachte navorfching der grootje Natuur-
ondertoekeren, voortdurend z jn onbekend gebleven ,
A 4 en