
en diensvolgens hieromtrent ook in deze verhandeling,
gelijk in de beste gefchriften der meest beroemde fchrij-
ycrs, over dit belangrijk vak der natuurgefchiedenis,
eene onzekerheid of volftrekte onkunde, omtrent ééne ,
meer o f alle deze onderwerpen door het vrqagteeken,
als het kenmerk van onzekerkeid o f gemis, thans bij
de natuurkenners algemeen in gebruik, door hom is ge->
hezigd en aangenomen*
NAAM*
VAN
NEDERLANDSCHE VISSCHENIVde
KLASSE. DE VISSCH EN , ( Ê i s t È S J
ifte ORDE. ONGEVINDE, ( aPODES.)
CXLIII. DE A A L . (MURJENA.')
(jreflachts-kenteeken. De kop effen; de neusgaten
pijpaehtig; in de kieuwenhuid 10 dralen; de oogen met
de algemeene huid bedekt; het lijf fpilrondachtig en glibberig;
de daartvin vereenigd met de rug en aarsvin; de
luchtgaten , o f kieuwenöpeningen, achter den kop of
borstvinnen.
i. Muraena anguilla, Linn. Spec. 4, p. 1133.
De A a l, de Paling. P Anguille, the Eel. D e r A a l.
JBloch, Oeconomifche Gefchichte der Fifche Deutschlands, T.
III, pag. 4, t. 73,
Renteeken. De kop klein, naar voren fpits ; de gaping
van den mond naauw; de neus langwerpig; de oogen
klein; de appel zwart; de iris goudkleurig. De kaken met
veifcheidene rijen puntige tandjes voorzien; de tong
A 5 rood