
2. G. Minutus , Linn. Spec. 1 3 , p* 1199. De
kleine Go vie , de Meune. D ie M eu n e .
Klein, Hist. Pife misf. V, p. 28, N°. 4, pl. VI, f. 4.
Kehteeken. De kop rondachtig, van boven breed,
zijwaarts eenigzins zamengedrukt; de bovenkaak langer
dan die van onderen, beide met tanden voorzien, welke
onregelmatig onder elkanderen geplaatst zijn. De kieuwenhuid
met vijf ftralen. De oogen groot, langwerpig
fond, hoog aan de zijden van den kop ftaande; de iris
blaauw; het lijf langwerpig langs de zijden zamengedrukt,
witachtig, roodachtig en roestkleurig geftippeld. De navel
digter bij den kop dan bij den ftaart. Lengte 2— 3
duimen. In de rugvinnen 6 , 10 , borstvinnen 14 , buikvin
i , aarsvin 9 , ftaartvin 15 beentjes.
Woonplaats* In de Noordzee langs onze ftranden.
Vvedfel. Zee-infecten.
Voortteling. ?
Eigenfchappen. Wordt door onze visfehers tot aas
voor de fchelvisch-vangst gebruikt.
CLX. DE KNORHAAN. ( COTTUS.)
Gejldchts-kenteeken. De kop breeder dan het lijf, met
ftekels bezet; de oogen ftaan in eene fchuinfche rigting
en zijn met een luikend vlies voorzien; de kieuwenhuid
met 6 ftralen; het lijf rolrond, naar den (taart dunner,
zender fchubbcn; rugvinnen meer dan één.
1. C. Cataphractus , Linn. Spec. 1 , p. 1207. De
Harnasman. Le Cotte Armé. The artned Bulhead.
D e r Knur rhahen.
Bloch. F. D. I I , p. 15, t. 38, f. 3 en 4.
Kenteeken. De kop van boven met een bcenachtig
fchild gedekt, van onderen met verfcheidene baarddraad-
jes bezet; de bovenkaak langer dan die van onderen, en
beide, zoo als ook het gehemelte, van verfcheidene rijen
kleine fcherpe tandjes voorzien ; de bek eindigt in ge-
fpletene wratjes; de gaping van den mond middelmatig ;
de oogen rond, liggen aan de zijden van den kop; de
oogappel zwart; de iris geel. Het lijf van boven bruin
met zwarte vlekken, van onderen witachtig; de zijftieep
in het midden en regt. Lengte zelden meer dan 6 duimen.
De rugvinnen aschgraauw met vierkantige zwarte
velkken en 5— 7 beentjes; de borstvinnen rond, zwart
gevlekt met 15 beentjes, de buikvinnen fmal en lang 3
beentjes, de aarsvin aan deszelfs inplanting zwart met
6 beentjes, de ftaartvin rondachtig met 10 beentjes.
Woonplaats. De Noordzee, op fleenachtige bodems,
wordt menigvuldig door onze ftrandvisfehers gevangen.
Voedfel. Garnalen en andere zee-infecten.
Voortteling. Zij fchieten hare kuit in Mei.
Eigenfchappen. Hij maakt een knorrend geluid.
2. C. Scorpius , Linn. Spec. 5 , p. 1210. De Don-
derpadde. L e Scorpion de Mer. The Sea Scorpion.
D e r S e e f c o r p i e n .
Bloch, F. D. II, p. 18, t. 39. Klein, Hist. Pisc. Misf. IV,
p. 47, N°. 11, t. 13, f. 2, 3.
Kenteeken. De kop veelhoekig, met doornachtige
knobbels gewapend; de kaken, die voor- en achterwaarts
kunnen bewogen worden, zijn, gelijk ook het verhemelt
e , met tanden gewapend; de oogen groot en langwerpig
; de oogappel zwart; de iris geelachtig. Het lijf van
bo