
bnikv. 7 , aarsv. 23, flaattv. 23 beentjes. Borst- en
buikvinnen graauw; de rug- en aarsvinnen blaauwachtig,
de flaartvin blaauw en vorkachtig uitgefneden. Lengte
gewoonlijk 1 b i | voet.
Woonplaats. In de Noordzee, op onze kusten, tamelijk
gemeen.
Voedfel. Visch.
Voortteling. Komt in Maart tot Junij op onze kusten,
om kuit te fchieten.
Eigenfchappen. Zeer roofzuchtig van aard, doorgaans
volgen hun Makreelen. Zijne graten zijn groen, en ge-,
yen in het donker fomtijds licht van zich,
3. Esox SAURUS.
Bloch, S y s t em a I c k t k y o ló g ia e E d i d . J. g. schneider, O r d . III,
A b d om . Gen. 84. Efox. tab. 78, f. 2. S c om b r e fo c C am p e r ie n .
L acepede, P o i s s o n s . vol. V, p. 345, pl. VI, f. 3. Belonius,
A q u a t i l i b u s , p. 163, cum fig. A c u s , R ondeletius, p. 232
cum fig. S a u r o .
Aanm. Er is een aanmerkelijk verfchil in de afbeelding
van den Haart bij bloch en lacepede. De eerlle
noemt hem gevorkt en beeldt hem ook zoodanig a f, even
gelijk rondelet ; maar in de teekening van camper bij
lacepede in plaat gebragt, is de Haart halvemaanswijze
afgebeeld, zonder iets van die gedaante te zeggen. Ook
is het verfchil in de gedaante der borstvinnen nog al vrij,
aanmerkelijk. — Bij belon is de bek, in plaats van
opwaarts, verkeerdelijk nederwaarts gebogen; dit is insgelijks
het geval van willoughby , tab. P. 2 , f . 5 ,
die hier waarfchijnlijk de afbeelding van belon gevolgd
heeft.
NEDERLANDSCHE VISSCHEN. 6?
Kentecken. De kop eenigzins vierkant; de kaken lang,
elsvormig, naar boven ómgebogen, (gelijk bij onzen gewo*
nen Kluit, Reeur A r ostra avócetta, ) met kleine fcherpq tanden
bezet, de bovenkaak een weinig korter en fmaller,
fluit in eene groef van de onderfle. De oogen groot, de
appel zwart, de iris zilverkleurig; ieder neusgat heeft
' twee openingen. Het lijf met fehubben van middelbare
grootte gedekt, lijnvormig, zamengedrukt, lancetswijze
uitloopende; de rug donkérblaaiiw; de zijden en de buik
met kleine zilverachtïge fehubben gedekt, de zijflreep
digtst aan en evenwijdig met den buik; de aars achter de
aarsvin. In de rugvin i r , borstv. 13 , buikv. 6, aarsv. 12
beentjes; bovendien zijn e r , even gelijk bij den Makreel,
tusfehen de rug- en buikvin onder en boven 5 langwerpige
basterdvinnen geplaatst; de Haart gevorkt met 14 beentjes
groenachtig blaauw, over dwars, met zwarte Hippen
als geilreept. Lengte 9— 12. duimen.
Woonplaats. Door éene vriéndelijke hand onderrïgt,
dat de bövenflaande zeldzame Efox fa u ru s , o f Canperl,
dikwijls op de kusten van de Provincie Groningen komt,
geven wij denzelven alhier eene plaats, niet als vast inwoner
, maar alleen als nu en dan op onze meest noordelijk
gelegene kusten verfchijnende. Volgens bloch
houdt hij zich op langs de kust van Cormallis en hoewel
zeldzaam in de Middellandfche Zee.
Voedfel. ?
Voortteling. P
Eigenfchappen. P
CLXXXÏV. DE HARDER. (Aft/G/X.)
Gcfachts-kenteeken. Vliezige lippen, de onderfle bln-
& 3 nen