3.
Den 16 Augustus vond ik ons fraaije Rupsje, op eenen eisen struik,
aan de onderkant der bladeren in een uitgestrekte houding ; ."wanneer,
|iet gestoord wordt laat het zich aan een draadje zakken, eene eigen»
scbap welke zeer vele Spanrupsen gemeen hebben; bij Fig. I op Tab. T a b .X X X
XXX, is deze Rups in een volwassen staat afgebeeld. • F i j i 1.
onze eigene waarnemingen, zoo als wij die reeds voor vele jaren Hadden
aangetekend, en vooraf in weinige woorden hier bijvoegen, zijnde de-
uitgave door toevallige omstandigheden sedert vertraagd geworden.
Het was den 8 Juli} 1809. dat wij buiten Haarlem een Wijfje vau-
deze Vlindersoort vingen, hetgeen des. avonds eenige Eijtjes legde,
groen van kleur, niet bij schooltjes maai enkeld; den 24 .Ju 1 ij kwamen
de Rupsjes reeds te voorschijn, zijnde bleekgroen-, met'eene donkere
streep over den rug; na hunne eerste vervulling hadden, dezelve ook
op de zijde .een donkere streep, waren in het begin van September
volwassen en van kleur en gedaante als de teekening van den Heer
V er-Hu em ,, veranderden-toen in Popjes waaruit op den 28 Janij des.
volgenden jaars de eerste Vlinder zich vertoonde.,
§■ 2’.
De grijze banden 'op eenen witten grond,. (schrijft ons de Heer
V er-Hd e i i ,.) waarmede het Vlindertje prijkt, welker geschiedenis het
onderwerp van- deze Verhandeling zal uitmaken, hebben mij Hetzelve
dennaamvan w it - en griisb and - v i .i nder doen geven, bi navolging
van meer anderen, welke gelijke naamsoorsprong hebben ; in het Latijn
draagt het dén naam van Geometra Pusaria of ;h?t K le in tje , .doch
daar er onder de Spanrups-Kapellen veel kleinder . dam het onderhavige
gevonden worden, vond ik deze naam oneigenaardig,
f . 4.
Nadat zich mijne Rups tot den 23 Augustus gevoed had, begaf zij
,ieh in den grond, om eene plaats te bereiden voor het lange tijdsverloop
dat zij in dit stille graf zoude door te brengen hebben, alvorens
in eene verheerlijkte gedaante te verrijzen.
Eenige dagen daarna de aarde onderzoekende , vond ik haar in een
groen en biuin Popje veranderd, Fig. 3 afgebeekl. F'g- 2'
- § . :>
Niet voor den 6 Junij van het volgende jaar begonnen de banden
van de vlerken des Vlinders door de Poppebuid heen te schijnen, bij
Fig. 3. afgebeeld , en den Sisten daar aan volgende kwam- het aardige Fig. 3.
Vlindertje te voorschijn, das had het 'gedurende 29.0 dagen in eene
staat van bijna schijndood gelegen, en al dien tijd zonder voedsel Ren
kiem des. Levens behouden. Ik bezat dit Vlindertje reeds in mijne
$