m W A C H T - V l j I N D E R S .
mét erkentelijkheid aan den vriend el ijken zender, zeer gaarne, m(1
bijvoeging van Onze eigene waarnemingen., eene plaats in hetzelve zuil»
verleenen.
De bier bijgevoegde soe Plaat stelt -ons een’ derzelven voor, en wfi
de Pyralis Pinguinalis; deze benaming, ongetwijfeld van hét voedsel
der Rupsen ontleend, behoudende, noemen wij dit Vlindertje De AC,
■ Mot. In Ouiteolïbmd noemt ■ mén hetzelve dér Butterkneter, en in het
werk van linjveü-s door houttuyn is ons voorwerp aangeteekend bij
N. 232, en daarbij geméld, 'dat het Rupsje dat déze Kapel uitlevert, 1«
Boter en andere vettigheid, in Zweden dikwijls voorkomt, volgens
waarneming van roeander die hetzelve omstandig heeft beschreven,
§• 2.
Veelmalen, (dus schrijft de Hoog Edele Heer v e r - huei.Ii ,) heb ik dezen
Vlinder in woningen op duistere plaatsen gevonden; (*) ik wierd ein.
delijk begeerig om derzelver Rups te kennen, en ving er eenige m
op, in de hoop bevruchte eijeren te zullen bekomen, en werkelijk lat
eene der Wijfjes een schooltje kleine grijze eitjes, welke door hei
Microscoop beschouwd, geene bijzondere gedaante hadden dan die van
fijn gesagrinecrd te zijn; ik bewaarde deze eitjes zorgvuldig, en nt
verloop van acht dagen kwamen de jonge Rupsjes die ik op Tab. XI,
ab .X X .F ig . i . in hare natuurlijke grootte vertoon, te voorschijn » dezelve waren ‘
Fig. i . licht grijs, zeer klein, tenger en doorschijnend, loopende zeer vlug zoo
voor als achterwaards rond. Nu niet wetende welk voedsel hun voot
te leggen, gaf ik hun vele soorten van bladeren en kruiden; zij liepen
er over en onder heen, doch raakten geen derzelven aan; echter na
verloop van een paar dagen, toen ik reeds aan hun behoud begon te
twijfelen, vond ik de gave blaadjes van de gewone kropsalade met zeet
kleine gaatjes doorboord, en zij vervaardigden kleine spinseltjes,
waarin zij zich voor mijne oogen verborgen, echter schenen zij niét
van eenen gezelligen aard te zijn, daar zij ieder afzondorlijk verscheidene
kleine loopgangetj.es maakten. Bevreesd mijne kleine Rupsjes te storen,
ging ik voort yérsche salade bladen in het glas tc doen waarin ik
dezelve geplaatst had; eindelijk na verloop van eenige dagen wierd ik
■ be,-
P ) Ook Wij vingen deze Vlinders méérmalen in het midden van dfen Somer of
dergelijke plaatsen.,f insgelijks n u en dan de volwassene, flupaen pp m uren Ginnetishuii.
van het tweede gezin der eerste êên de ,P . V . Tab. X X . ■ j'S
benieuwd om derzelver toestand te onderzoeken, cn vond van allen
[slechts twee in het leven overgebleven, die tamelijk in grootte toege-
Liomen, én van eene vuile groene ddoizigtige kleur waren.
5. 3.
! jje verborgene levenswijze van deze R upsen liét mij niet toe om na
te gaan hoe dikwijls zij van huid verwisselen, echter vond ik de verdroogde
afgelegde huiden liggen in .hare lange digt in een gesponnen
Langen, waarin vuiligheid en gedroogde bladeren gemengd waren , zoo
als ÏV . 2. aantoont; zij bewdgen zich snel heen en tvéêr, en wéten Fig,
nu half volwassen geworden. Zoolang er salade bladen te bekomen
warén ging ik voort dezelve te geven, maar 'eindelijk ontbraken die
geheel en mijne Rupsen waren nog niet volSvasseir, ér 'schoot mij alzoo
niets anders over, dan het glas waarin dezelve zich bevonden op eene
[drooge .plaats neder te zetten, en het.schoone saisoen aftewachten.
$■ 4.
Toen de alles verlevendigende voorjaar*zot ‘met hare koesterende
Stralen hét groen weder deed uitbotten, onderzocht ik mijne Rupsen
|cn bevond dat zij nog in goeden staat waren; zij hadden dus den Winter
en den strengen vorst zonder voedsel te nuttigen döörgèbragt, ik deed
L weder salade bladen in het glas, hopende dat hunne verandering tot
Pop nu spoedig zoude volgen, toen mij gewigtige bezigheden naar elders
riepen. Ik achtte toen mijne Insekten verloren, doordien ik Vreesde dat
ban voedsel te veel zoude verdroegen, dan na veertien dagen terug
‘ komende, vond ik dezelve, tot mijne groote Vreugde, in den besten
Itoestand en zoo het mij toescheen bijna volwassen (*)
Eene
m Het eigenlijke voedse l dezer Rupsen be staa t, zo o als w ij reeds zeiden .v o lg e n »
mlabdfk, en ook volgens andere s ch r ijv e r s , w e l is w a a r in verschillende vette
zelfstandigheden, doch" w ij v oo r ons gelooven dat z ij z ich ook met rottende ligcnamen
voeden; wij vonden eenmaal eene h a lf v o lw a s sen e 'R u p s op ( vo g e ld rek , in eene kooi
die eenigen tijd vn il w a s blijven s ta an , we lkè Rups echter stierf; het fcoudè ons dus
ook niet v erwond eren, dat de jonge Rupsjes v a n den Heer v ïA ö ü Sm ,, bïi gebrek
aan hun cwentltjk v o e d s e l, de een^zins vetachtige bladeren der sab d e daaFOhi boven
de andere v e rk o z en , e n dat z ij z ich naderhand v an de verrotte bladen , e ii mogeJqfc
ook wel v an hunne eigene u itw erpse len , bëdiénd hebben»