De Bomlyx A u r iflu a , waarvan wij de fraaie teekenihgen ontvingen vm
den Hoog Edelen Gestrengen Heer q. m. n. ver-h d e ll te Rotterdam,
zal tot onderwerp van deze Verhandeling strekken, en wij behouden,
gaarne den door dien Lief hebber voorgestelden zeer eigenaardigen naamvan
Dons-FVinder, terwijl wij tevens de naauwkenrige Beschrijving, die-j
wij van Zijn Hoog Edelen ontvingen met dankbaarheid hier laten I
volgen.
5- 2*
Mijns bedunkens, (dus schrijft de Heer VTIR-he'f i .t, ) kan men dezen
Vlinder gevoegelijk den naam van Dons-Kllndor geven, omdat dezelve-
als het ware, geheel met donsachtig hair bezet is ; de Ridder linneüs,
beschrijft eenen dergelijken onder den naam van Chrysorrhaea, (basten
Satijn kapel,) dewelke zeer veel op onzen tegenwoordigen Vlinder gelijkt,
dien Zijn Ed. niet schijnt gekend te hebben; de Rups echter, verschilt
meer en is sierlijken geteekend.
■ 5- K
Het was op den 3clen Julij, dat ik eenige mannetjes en wijfjes Vlinders
in een groot zuikerglas bij elkanderen plaatste, op hoop dat zij»
paren , en ik bevruchte Eieren bekomen zoude; zulks gebeurde wel*
dra, hechtende de Wijfjes reeds des anderendaags hare Eitjes tegen den-
kant van het glas, dezelven met het gele dons van haar achterlijf be-
Tab X X II. takkende; zoodanig hoopje is op Tab. X X II . Fig. ï.afgebeeld. Fig. i,
Fi^ 2 3* vertoont een Eitje van de wol ontbloot, zijnde geel van kleur, en Fig. 5
* * een door het microscoop beschouwd, hebbende eene platronde gedaante,
van boven eenigzins ingedmkt.
J* 1
Den i 3den Julij de Eitjes met het Microscoop ondèrzoekende, was!
de holte van boven dieper geworden , en scheenen de Jonge Rupsjes |
door de schaal heen, dewelken des anderen daags voor den dag kwa*
Fig. 4. men» zijnde grijs en hairig, zoo als Fig. 4. aantoond, en daar deze
* Rupsen alle soort van ooft en andere boombladen nuttigen, gaf ik
hen de bladen van lindeboomen ; echter bleven zij twee dagen op
het dons zitten, en aten de ledige eierdopjes op, waarna zij, naar
krach:
I, BH voedsel omziende, bij schooltjes zich te grazen zetteden op
K H Ü bladen. Na verloop van acht dagen vervelden zij voor de
I Jte maal, en waren daarna gedachtig met twee gele knobbeltjes-aan
■ jijde- van de kop, en een zwart schildje op de rug. Fig. i Na acht-Fig 5.
K m zich gevosd te hebben -wierd hare huid wederom te eng , dm
E w B de tweedemaal verwisselden, en den 8slen Julij voor de derde- 1*1 <je HBS waren toen langer, de rnggestreep hoogoranje, en de
K:,te’ zijde Stippen duidelijk zigthaar ; de Rups had nu een zeer fraai
C rkomen gekregen, en onderging bij de volgende huidverwisseUngen
M m verandering in kleur en gedaante; den i Men vervelden H
M M vierde maal; wanneer zij zich hiertoe zetteden besponnen zr,
L p bladen met een ligt weefzel, denkelijk om zich yast te hou-
E L wanneer eene lievige wind de hoornen beweegt, waardoor ■ weg. ■ MM konden worden, kort na de vervellmg waren de handjes met
RruDPelties helder vocht voorzien. Den uSsten Julij, begonnen de Rups-
E « Veer onrastig heen en weder te loopen.en wilden met meer vreten
E dat zij eindelijk twee dagen daarna, bij schooltjes ieder voor zich,
Ken geel digt spinsel maakten, waarin zij zich opsloten, een- zooda-
Kis winterbïijf heb ik in Fig. 6 aangetoond; hierin voor koude en vocht 1 g.
Keschuf, in de reien en holen der boomstammen, wachten zij, in eene
■ slaat van sluimering, het schoone saisoen af.
§■ &
I In liet laatste van April des volgenden jaars, toen de hoornen Be*
Immien bladen te krijgen, boorden mijne Rupsjes uit hunne winter- I kwartieren en zagen gretig naar voedsel om, liet jonge teedere groen
■ smaakte hun overheerlijk, en zij namen in grootte aan, ve^ellende nog
■ éenige- keer en , en Waren den roden Jumj volwassen. Fig. 7 en 8, Fig. 7
■ stellen zoodanige sierlijke Rupsen in haren volwassen staat voor. Up-
■ merkelijk zijn de twee roode uitwaschjes a en b. Fig. ■ ik onderzocht
dezelve met de Microscoop, zij waren- wanneer de rups in rust was,
van boven met een dun vlies bijna gesloten, hetwelk eene krampaclitiga
beweging maakte, en dat, de Rups aangeroerd-wordende, naar binnen
scheen te trekken, waardoor het eene aanmerkelijke diepte verkreeg.,
Itij het voortkruipen sluit zich dit vlies beurtelings, en opent zich even
gelijk; toen ik met de punt van eene naald in dit vhesje stak, kromde
Ie Rups zich geheel om , en ik voelde de scherpte van haar gebit op de
naald knarsen, zoodat die plaats ten uitersten gevoelig schijnt te zijn ,
doch waartoe de Alwijze Schepper, dit diertje van deze wei ktuig
! heeft voorzien, blijft voor ons kortzigtige wezens eene verborgenheid.