Tab. XLVI,
Fig. i .
Fig. 2 .
weder naar binnen, hetgeen door eenen goeden Korf niet gebeuren kan.
Door het vele spinnen beveiligd zich de Rups voor de B ij, hebbende deze
eenen natuurlijken afkeer van alle draden en haren, omdat zij die niet
gemakkelijk weder van haar lijf en pooten kan afkrijgen; de Vlinder
zelve kruipt menigmaal door het uitvlieggat in den Korf, zonder
door de Bijen, die de wacht hebben, tegen gehouden te worden,
omdat deze bevreesd zijn, voor het stof der Vlindervleugelen, hiervoor
behoeven zij niet te vreezen bij het dooden der Rupsen, daar deze
bijna glad zijn, en de weinige haartjes niet los zitten, dus deswegen
door hun onbeschroomd kunnen gevat worden.
Fig. i . op Tab. X L V I, vertoont eene Rups met den kop uit het
Spinsel stekende. Alle hare bewegingen zijn snel, zoowel voor- als
achterwaarts, hunne woningen in allerlei rigtingen doorloopende; zij
bedienen zich van eenen draad, als behoedmiddel tegen het vallen. Bij
Fig. 2 . wordt eene volwassene Rups voorgesteld.
5- 4-
Fig. 3.
Na weinigen dagen sponnen zich reeds eenige Rupsen ter verandering
in , zoowel binnen tegen den rand des deksels van de doos, als
tusschen de Honigraten, waar zij zich afzonderlijke langwerpige Spinsels
vervaardigden, als bij Fig. 3. is afgebeeld; deze zijn vast in elkander
gegeweven,
van binnen met een wit zijdeachtig weefsel bekleed, en
binnen vier dagen zijn de Rupsen in zoodanige Popjes veranderd,
als bij Fig. 4. en 5. zijn afgebeeld, die, ofschoon aangeraakt wor- Fig. 4-5.
dende, niet zeer levendig zijn.
S - 5-
Bijna drie weken na het inspinnen der Rupsen kwamen de Vlinders
reeds te voorschijn. Fig. 6 . stelt een rustend W ijfje , en Fig. 7 . een F ig .6 . 7 .
rusteud Mannetje voor, dragende de haarvormige sprieten langs het
lijf geslagen. Bij Fig. 8 . is een vliegend Wijfje en bij Fig. 9 . een Fig. 8 . 9 .
vliegend Mannetje afgebeeld. Het onderscheid der kunne is , behalven
aan de meerdere dikte des achterlijfs der Wijfjes, aan de kleur, maar
vooral aan den onderscheidenen vorm der vleugels, te onderkennen.
Zijn de Rupsen vlug in alle hare bewegingen, even zoo is het met
de Vlinders gelegen; bij de minste stoornis loopen zij bijzonder rad
voort, doch zoeken spoedig weder eenen hoek, daar zij zich in een
gedooken neder zetten, brengende als Nachtvlinders den dag slapende
door; des avonds zitten zij met trillende vleugels, daarbij de sprieten
beurtelings zeer snel op en neer bewegende, alvorens zij zich ter
vlugt begeven, evenwel zijn de Mannetjes-Vlinders vlugger en levendiger
dan de Wijfjes.
S s 3 $• 6 .
I,