van eene minuut, nam hot wol snijden en het naar buiten schuiven
van dezelve, weder een’ aanvang, en er kwam ook weder een
Eitje te voorschijn; dit wonder hield volle zes uren aan, en eene
menigte Eijeren wierden geboren , het deed nog pogingen om voort
te gaan, doch verzwakte allengskcns, en verstijfde eindelijk geheel
en a l ; toen het onderlijf geopend hebbende, vond ik hetzelve nog
vervuld met een groot aantal Eijeren.— Welk gevoelig mensch verstomd
niet bij de beschouwing van deze met regt verwondering
barende verschijning; de sterke ingcschapene aandrang, om aan de
bestemming die den Schepper in ieder dier gélegt heeft, te voldoen,
namenhjk de voortplanting van zijn geslacht, kan dunkt mij alleen
oorzaak zijn van de prikkeling der zenuwen in ieder deel afzonderlijk
, waardoor wij dit als werktuigelijk zouden kunnen beschouwen.
$• 9*
Om de Eitjes behoorlijk te beschutten tegen het gure weder,
bedekt de Vlinder op de hier boven beschrevene wijze dezelve, met
F ig . 13. de wol ; F ig, 13 , vertoond een zoodanig schooltje Eijeren, hel
welk de Vlinder om het even tegen welken soort van Boom legt,
F ig 14. daar alle groen van de gading van haar kroost i s ; bij Fig. 14 ziet
men een enkel Eitje afgebecld, en onder het Microscoop ontdekt
men daarop geene teekeningen o f verhevenheden, het is alleen glad
Fig. 15. en geel van kleur, zoo als F ig. 15 er een voorstelt.
j . io .
T o t dusverre de beschrijving van den Ileere Ver-hcem,; wij
. zullen ten slotte hier nog eenige weinige aanmerkingen bijvoegen.
Beide de Rupsensoorten zoowel de A u r iflu a 'als de Chrysorrhcea
behoren onder de schadelijke, vooral omdat zij alle sporten van
boombladen tot voedsel gebruiken. In de vrije Natuur verwijderen
de A u r iflu a Rupsen zich kort nadat zij uit de Eijeren gekomen zijn
van elkander, en vervaardigen ieder een afzonderlijk winterverblijf;
de Chrysorrhcea Rupsen daarentegen leven uit de Eijeren komende
gemI
w ■ B M w l H r | ] jeuking d iJhungaren veroorzaken.
r r v e k è r f t jd hadden w T door oen jongen een menigte Rupsen
I B B M H i f S H M Ë M i
oorzaas, JVgj w ater goed wasschen, waarop hi)
zim gczjgt eigenschap blijft ook het spinsel nog b ij, ■ hHHBHH
afoehelld4 hebben wij ook meermalen met verwondering waarsoorten,
' 00' ' j )Cejtj de Dispar, Cossus enz.; wij merken dit
ook aan K 1 dat deel, d e met
de dood dér Moeder-Vlinder niet dadelijk geheel is mtgedool 1 ;
E O H U m K leven duurt gaat ook de werking voort, die
echter langzaam afneemt en eindelijk geheel ophoudt. Zoo legtoo
menigmaal8 een onbevrucht W ijfje wel Eijeren, maar W B
lept B er veel meer, door dat de levenskiem in bevruchte Eijeren
B B sterker is , deze willen als het ware geboren worden, daar de
onbevruchte integendeel er geen aandrang toe hebben. Dan hoe
diTook nen moet altijd met verbazinghet wonder aanschouwen,
dat eenen dioden Vlinder Eijeren le g t , en dat nog wel eenige
uren lang nadat het bovenlijf waarin de edele deelcn, zoo als de
Heer V e I - h o e o i . te regt aanmerkt, tot het leven en de beweging
“ chmoeten bevinden, van het achter einde a fw a s , enw.j twijfelen
niet of elke Vlinder heeft zeker levenspunt, ofschoon wij dit