$• 6 .
F ig .7 . d an ^ P o p 0! ™ ; ; F ^ R B i vT M & ^ ^ in zoopan
welkers einde men een klein ee’ el idt™0” Vr“ een staartPuntje
met het bloote oog beschouwd niets h B m I I)esPe1urdJ hetgeen
het Microscoop toonde M B » v bl’ T ? T opleverd, «Toch
ik het we l der moeite ■ ■ ■ ■ ■ maaksel, zoodat
F ig 8 . maken bij Fig. 8 - ik zin toen^-it irf te cene P^heelding van te
aantal spiraalyormige haakjes uit even « ■ pijntje bestond uit een
tjes voortkomende? sotrmi'geCarcn ^ h e e ^ ^ 16 ‘ CPflvormige bulb.
enkelde haakje hij b doet zfen omp k ru ld , zoo als het
haakjes deze
bevestigen, want dezelve in hnt i i , P 111 “ et spinsel te
haakjes8 in d T draden vast^“ e n H H H H H H I deze
weder in een wanneer men’de Pop uft het T p ia s T r lk t ' VeCrkracht
S- 7.
B i l B i l l bet te
vallen; dezelve eeliikt n n lo in o ° ^ e Cn- j»um geel zuiveringsvocht wMSÊÈËÊmÈSËmÊËÈÈm& B | den H H H
grondkleur niet zoo zuiver wit B vergelijking vindt men de
niet zoo ruig met dons b ^ W ^ ^ ° ° k is Ï Ï M
gevonden hebbende sluiten zii gri„WCig ’ i,Crl ®,en? ™stPlaats weder
■ ■ Ilmder, mol I sprfcK„ 9 B 5 , « " TS £ ï „ " f f ! ' 8?
t». « tsas&zssgsz-s&szder
der vlerken hebben; F ig. ■ en 16 beide naar Mannctjcs-Vlindcrs F ig . 11
vervaardigd toonen duidelijk aan dat die groote Natuurkenner en 16.
daarin gedwaald heeft, daarenboven is ook ons tegenwoordig voorwerp
kleinder dan de JDonsvliuder. Van het groot aantal Mannetjes
dat ik uitgekregen heb , was geen een van de zwarte streep
aan de onderzijde beroofd, zoo als Fig. 11 vertoond, en geen eenPig. 1 1 .
had zwarte stippen van boven, zoo als die ook aan 1'ig 16 ontbre-Fjg". 1 q.
ken. Een vliegend W ijf je stelt Fig. 10 voor, waarvan de sprieten F ig . 1 0 .
kleiner zijn dan die van het Mannetje,
§. 8.
Op eenen avoncLdooddc ik cen W i j f jes-Vlinder op de gewone w ijze,
van voornemen zijnde om die in mijne verzameling te plaatsen;
den anderen morgen de vleugels willende uitspreiden, zag ik ,
in weerwil dat het geheclc bovenlijf, waarin de edelen declcn tot
het leven en de beweging moeten huisvesten, dood w a s , het onderlijf
zeer ijverig bezig met zich van de w o l, waarmede het voorzien
is te ontdoen; hier over verwonderd, plaatste ik den Vlinder onder
het Microscoop, om te onderzoeken hoedanig het werktuig geschapen
w a s , dat alleen met levenskrachten bedeeld scheen, maar kon
daarin niet naar genoegen slagen; ik zag wel den Eijcrlegger in en
uitgaan, en ontdekte een paar hoornachtige halfronde werktuigen,
die zich even als oenen schaar open en toeknepen, en door den
Vlinder naar welgevallen als cene slurp o f tromp naar alle kanten
bewogen wierden, en de wol als het ware lossneden, doch het
was mij niet duidelijk genoeg; ik deelde den Vlinder midden door,
om vervolgens met cen tangetje den Eijcrlegger uit te halen; dan
hoe groot was mijne verbazing, toen ik dit achter-cinde onder het
Microscoop b ra gt, en zag dat alleen dit gedeelte des veischeurden
Vlinders door het gevoel der zenuwen als vol leven bleef, en zich
ijverig van de voortplanting van haar geslacht bleef kwijten; zeer
naauwkeurig toeziende, zag ik na verloop van eenen korten tijd den
Eijeriegger, afgebecld Fig. 1 2 , b , zich uitzetten, en een Eitje c. F ig . 12. b. c.
naar buiten werken, terwijl de twee knijpers a. a. van stijve hair- a. a.
tjes voorzien, de wol inet het Ei gelijkelijk voortschoven, waarna
dit deel uitrustte makende eene trillende beweging; na verloop
A a 3 van