van
1 7 8 N A C H T V L I N D E R S .
Rotterdam, die dan ook de goedheid had ons* ter begeleiding
eene zeer fraaije teekening, waar onze bijgaande plaat naar vervaardigd
is , Zijne aanteekeniDgen deswegens mede te deelen, waaruit wij,
in verband met de vroegere door ons zelven gedane waarnemingen,
de Beschrijving, zoo als die bier volgt, ontleend hebbenj zijnde de
naam van W a s -M o t door ons gekozen, in navolging der Latijnsche
Tinea Cerella y voor dit Vlindertje bij de meeste Authcuren behouden,
schoon sommigen denzelven, ten onregte met Tinea Mello-
nella verwisseld hebben, als genomen niet van het Was, maar van
den Honig, die evenwel geenszins het voedsel der Rupsen schijnt uit
te maken.
$•
De Rupsen der Tinea Cerella behooren tot de grootste vijanden
der gewone Honig-Bijen, u4pis M.ellificay als doorknagende der-
zelver cellen, om zich met het Was, waaruit die zijn zamengesteld,
te voeden, waarvan het onmiddellijk gevolg is, dat tevens eene
groote menigte Honig wegvloeit en verloren geraakt, en de Bijen-
Kweekers gewagen steeds van de Mijten of Mie ten, (dezen naam geven
zij aan dezelve), als van eenen voor hunne kweeking zeer geduchten
geesel.
{• 3.
van het tw e e d e g e z in der h eeste b e n d e , P . K , Tab. X L V 1 - * 79
§. 3.
I „ de maand Juqij in d e , gelegenheid zijnde een aantal Bijen-Koryen
te laten onderzoeken,, yond de Heer V ek-Hoell, wel niet in allen
doch in den meesten derzelven, eene menigte lange buisvormige Spinsels,
en daarin de begeerde Rupsen, .van welke Zijn Wel Edele' zich een
aantal verzamelde, en die benevens eenige stukken Honigraat in eene
mime doos met zich nam. Des,; anderen daags deze doos willende
openen, hadden de Rupsen het deksel zóódanig vast gesponnen, dat
men eenige moeite moest, aanwenden om, hetzelve af te ligten, hetgeen
na eenige pogingen gelukte; in eens waren alle Rupsen in hare
nieuwe vervaardigde Spinsels gevlugt, doch na eenige oogenbhkken
rust, kwam de eene na de andere weder voor den dag, en het begonnen
werk, de Spinsels lusschen en onder de Honigraten, wierd
ijverig voortgezet; voorzeker is deze drift haar door de Natuur in-
gegeyen, om zich gedurende haar geheele leven als Rups tegen de
aanvallen der Bijen te beschermen. De Bijen-Kweekers vinden menigmaal
deze zoogenaamde Mijten dood voor den Korven, dit zijn waarschijnlijk
Rupsen die zich te ver buiten haar Spinsel gewaagd hebben, en door de
ijverige Bijen betrapt, als ongenoode gasten uitgeworpen, en veeltijds
vermoord worden; komen zij echter levend naar buiten, en is de Korf
Plid zoodat zij door denzelven kunnen kruipen, dan zijn zij spoedig
S s a we