toeval opgekomen was, dan geene andere soorten zijn ons bekend
die er zich bij uitsluiting mede voeden, dan. de Rupsjes der Tinea
Mouffetella, en der Tinea Harpetta, welke laatste thans liet
onderwerp dezer Verhandeling zal uitmaken. Deze soort is zoover wij
weten alleen op de kamperfoeliebladen te vinden, en wij ontdekten
er meermalen de Rupsjes van, op de Lonicera ni%ra en Pericly-
menum, zonder die ooit op eenig ander gewas te hebben aangetroffen,
waarom wij dan ook de naam van het Kamperfoelie-
Vlindertje niet ongeschikt geacht hebben.
De Tinea Harpetta, is in alle bare gedaanteverwisselingen, gewis
eene der mooiste soorten, onder het geslacht der zoogenaamde
Motjes - Vlinders; de fraaije groene, met rozenrood en wit gestreepte
Rupsjes, komen omstreeks de helft der maand Mei uit de Eitjes,
onthouden zich bij voorkeur aan de toppen der takjes, tusschen
de kleinste en jongst uitspruitende hlaadjes, die zij te zamen spinnen,
komende uit dit weefsel1 van tijd tot tijd, gedeeltelijk te voorschijn,
om het onder haar bereik zijnde voedsel tot zich te nemen; zeer
zelden en alleen dan wanneer zij gestoord worden, verwijderen zij
van het tw e e d e g e z in der EElsrïB E ir o s , P . V . T a b .X I F , 55
zich geheel uit hun te zamen gesponnen verblijf, daar zij bij eene
geringe aanraking snellijk zich terug trekken, om het gevaar te
ontwijken.
§. 5.
Tab.XIV.
Volwassen zijnde, zoo als op Plaat X IV dezelve bij Fig. i van Fig. 1.
boven en bij Fig. 2 op zijde te zien, afgebeeld zijn, en de tijd harer Fig- 2-
verandering naderende, verlaten zij hunne schuilplaats, en vervaardigen
zich om daarin tot Pop te veranderen, aan de takjes, een langwerpig,
dun, doorgaans geheel wit en zijde glanzend spinsel als bij fig. 3 , en Fig 3.
ondergaan daarin hunne gedaanteverwisseling tot Pop, zoo als dezelve
bij fig. 4 afgebeeld is. Fig- 4_ .
5- 4.
De Rups in eene Pop veranderd zijnde, komt daaruit, omstreeks
het eindë van Augustus of begin van September, het fraaije Vlindertje
te voorschijn, zoo als in de vliegende gedaante bij Fig. 5, afgebeeld Fig. 5.
is; zeer zonderling is de zittende oi rustende stand van dit Vlindertje,
zittende dan niet p lat, maar geheel met den kop naar beneden,
en