Ml
I 11 lil
l i l
lil | fi .
1 m u
De afbeelding der Dysodea, zijn wij alweder aan de goedheid y,u
den Hoog Edelen Gestrengen Heer v e r - iiOELi, verschuldigd
en de beschrijving van dezelve, die ZHE. zoo vriéndelijk was daarbij
.te voegen, is zoo omstandig en naauwkeurig, dat wij begrijpen niet
beter te kunnen doen dan dezelve in haar geheel alhier te laten volgen,
Eenige Vlinders (klus zegt de Heer v i’R'ïU'Er/r,,) beeft men genoemd
naar de gedaante der vlakken en trekken op derzelver vlerken.
Sommigen naar de houding der Rups, anderen wederom naar
derzelver voedsel, en daar de Vlinder die het onderwerp van
deze Verhandeling zal uitmaken, geene bepaalde vorm o f gedaante
op derzelver aardig geteekende vlerken heeft, waarvan men eenen
naam zoude kunnen afleiden , heb ik denzejven mijns bedunkens geenen
geschikferen kunnen geven, dan die van S a la d e -B lo em -1'luider.
naar het kruid op welks bloem de Rups gevonden wordt; in bet Latijn
draagt dezelve den naam van Noctaa Dysodea.
M 3.
Den a4 Augustus, eenige in bloem gesebotene kropsalade-plantetr
( Lactuca Sativa L in n -•) naauwkeurig onderzoekende, vond ik opeen
Tab.XXIIT. der bloemknopjes een klein groepje van zes Eitjes, Tab. XXIII,
Fig. i , Fig. i. en naderhand nog een paar diergelijke schooltjes, doeh nimmer
meer dan van vijf, zes of zeven in getal. Ik bragt een dezer Eitjes
onder bet Microscoop, en wierd overtuigd dat weder hier de wonderen
Gods in de minst geachtste schepselen heerlijk wierden ten toon gespreid;
dit zeer kleine bijna onmerkbare voorwerp was regelmatig geribd,, en
teder ribbetje weder van een groefje voorzien, en versierd met eene
Fig. 2. bruine band en een rood yetheven knopje. Fig. 2.
• - ■ I Een
§• 4.
I gen paar dagen later wierden de Eitjes blaaüwachtig van kleur, en
L jgsten daaraanvolgende kwamen de Rupsjes uit, eetende een sy-
Lelte der ledige Eijerdopjes op. Zij waren blaaüwachtig grijs , met
Larte kopjes. Fig. 3. en kregen later eene licht okergele kleur. Fig. 4. Fig. 3. 4.
boorden kleine gaatjes in de bloemknopjes, en vele zetleden zich den
Lm September tot de eerste vervelling, waarmede zij drie dagen bezig
waren, en bekwamen toen een meer sierlijk voorkomen door eene geel-
Lchtige zijde streep. Fig. 5. vertoond een zoodanig Rupsje m de houding Fig. 5,
:w„ vervelling zittende ; na verloop van acht dagen verwisselden zij ten
tweeden maale van huid, en den zo September voor den derden maal, zij
La'dden toen gedaante en kleur als Fig. 6. aantoond. Zij groeiden nu spoedig, Fig. 6.
L volwassen zijnde waren de meesten van kleur als Fig. 7. sommigen p.g. 7.
L en echter eenigzins donkerder. Zooveel als ik heb kunnen nagaan
verwisseld deze Rupsensoort slechts drie malen van huid, gelijk de Rups
Lui de Agaat-Vlinder en meer anderen. Zij' zijn traag in hunne bewe-
lingen en kruipen weinig heen en weer, houdende zich uitgestrekt langs
ïen Uoemsteeltje in de rustende houding. Fig. 7.
Si. 5.
I Den 28 September begonnen mijne Rupsen onrustig heen en weer te
Boopen, zonder evenwel merkbaar van kleur te veranderen, dat door-
ïpans het geval is wanneer de tijd der verandering nadert, eemgen kroten
in den grond, doeh kwamen weldra weder voor den dag, en kropen
■ Leder aan de bloemstengen. Na den 3den Oetober zag ik geene mijner
■ hupsen weder boven de aarde verschijnen, waaruit ik besloot haar niet
Eer dan in eene heerlijke gedaante als Vlinders terug te zullen zien.
Benige da»en naderhand de aarde zorgvuldig doorzoekende, vond ik
slechts