■
Bij de beschrijving van den Basterd .Satijn-Vlinder hier voor op
pag. 10 7 van dit deel, is reeds omstandig gesproken van.de wijze
waarop zich de moeder-Vlinders van hare Eijeren ontdoen, en het
vermogen daartoe nog aan het achterlijf overblijvende, nadat het van
den Vlinder zelven is afgescheiden; dezelfde opmerking maakten wij ook
bij de Cerella Wijfjes, de lengte tot welke deze hare Eijerlegger,
even als de meeste Móttensoprten, kan uitstrekken, .deed eene nadere
Fig. 1 2 . beschouwing van dit deel njet onbelangrijk schijnen.; bij Fig, i 2 is het
i3 . in deszelfs natuurlijke grootte,,, en bij Fig. i3 aanmerkelijk vergroot,
afgebeeld. In weerwil dat dit deel van den Vlinder afgesneden w a s ,
ging het nog eenen geruimen tijd voPït ,met Eijerleggen , deszelfs
werking beschouwende, scheen het dat eene sterke doorgaande zenuw,
aan de onderzijde, bij de halfmaansgewijze bruine met haartjes
e. b. c. omzette vlak bij e , de schedevormige leden h en.c deed uitschuiveu
en iuhalen, soms -nog verder dan de afbeelding voorstelt, daar het
a. gedeelte bij het met stijve haren, omzette staarteinde bij a , voor verdere
uitzetting vatbaar is; aan het uiteinde of laatste lid van deze Eijer-
legger, is de opening, waaruit de Eijeren voortkomen, van- onderen
d. met een vliesachtig klepje gesloten, bij d even zigtbaar, en waaruit
juist een Eitje ontlast; dit klepje is eenigzins knobbelachtig aan het
uiteinde, met een bruin vlakje, dat meer hoornachtig schijnt te zijn,
denkelijk om . den Eijerlegger meer stevigheid en kracht bij te zetten
wanneer dezelve in de reten en holtens moet dringen, om de Eijeren
ter bewaring neder1 te leggen', terwrjl naar alle waarschijnlijkheid de
fijne haartjes^ waarmede ' dat belangrijk deel ömzet is, de gevoeligheid
bij het rondtaslen moet verhüogén. Het is' belangrijk dezen Eijerlegger
in eene gestadige trillende beweging te zien, in- en uitschuivende
en al tastende zich in de rondte bewegende, nu en dan een
Eitje, met snelheid voortgestuwd, ontlastende. Eene wijze voorzorg
den Vlinder ingeschapen, want het pas geboren Rupsje dat, naar de
grootte der Eijeren die bij Fig. 10 afgebeeld, bijzonder teeder en
klein zal zijn, moet voor de vervolging der Bijën bewaard worden,
en is nergens beter in veiligheid dan in de reten en holtens, daar
het zich alsdan zoodra bet door de Eijerschaal gebroken is , dadelijk
met een spinseltje kan omgeven, dat het naarmate van haar wasdom
uitbreid. De pas gelegde Eitjes zijn in het begin wit, doch worden
naderhand eenigzins paarsachtig, zoo als bij Fig. 1 1 , dat een Eitje
door het Microscoop beschouwd, voorsteld, hetzelve is bovendien
eenigzins ruw en gesagrineerd.
§• 7-
Wij veronderstellen dat dit Insekt zich tweemaal in het jaar vertoont,
Fig. 10 .
Fig. m
('•
II