SS D A G - V L I N D E R S ,
evenwel daar-yan desielfs buisbouling nog weinig bekend .is, en van
«Ie Rups nog geene, o f maar slechts eene gebrekkige afbeelding he.
staat, zoo strekt bet ons lot genoegen in de gelegenheid te zSn
gesteld het een en ander in dit werk aan de Liefhebbers te kunnen
mededeelenj wij danken zulks aan wijlen den Wel-Edelen Heet
c . i. VER HUELL VAN de kemjvade , welke Kenner en Beminnaar
der Natuurlijke Historie, en vooral der Inseklen, aan de zijnen en aan
de wetenschappen door cenen vroegtijdigen dood ontrukt, op eene, niet
zeer lang vóór zijnen dood ondernomene reis door het zuiden van
fra n k r ijk , aldaar deze fraaije en zeldzame Rupsen ontdekte, en ons
zijne waarnemingen deswegens met de uitmuntende, door Zijn-Ed. vervaardigde
teekeningen, toezond, met verzoek daarvan voor ons werk
gebruik te maken. Zeer gaarne daaraan voldoende, laten w ij, hetgeen
Zijn Ed. ons deswegens belangrijks berigtte, hier volgen.
$• ü.
K In de jaren 1825 en 1826 de winter te Hyeres bij Toulon
« doorbrengende, had ik het geluk de huishouding van de zeldzame
<r Rups en Vlinder Jas hts genaamd, waar te kunnen nemen. In de
« maand Januarij i 825 vond ik verscheidene van deze . Rupsen in
« allerlei grootte, waaruit in het begin van April de Vlinders te.voorlp
schijn
van de e e r s t e b e k d e . P . F . Tab. X F . X V J . 5j
L schijn kwamen. Den iaden Maart 1826 vond ik weder twee dezer
^«Rupsen op de bladen van de zoogenaamde Arbousier, of fa u x
l« Fraisier, ( Arbutus Vnedó) en liet is van deze twee dat ik UEd.
thans de beschrijving zol mededeelen.”
« De Rupsen waren van grootte als bij Fig. 1 , de eene vervelde Fig. 1.
L reeds den volgenden dag voor de laatste maal, en de andere zette
[«zich hiertoe den i 4den , en verwisselde den ïgden Maart van huid,
[« die zij genoegzaam geheel verslond. De horens, waarmede de kop
«van deze Rups gewapend is , zijn dan zeer klein ; deze is , na de verte
veiling, somtijds geheel wanstaltig, doch binnen een uur tijds verft
krijgt dezelve, zoowel als de horens, hunne volle gedaante. De
« Rups is zeer traag en langzaam in hare bewegingen 5 Fig. 2 en 3Fig^2cn
ft vertoont haar eenigzins als voort kruipende , daarentegen Fig. 4 de Fig. 4.
« rustende stand voorstelt, hespinnende zij dan te voren het blad,
« met een zijdeachtig weefsel over de geheele oppervlakte ; deze rust-
« plaats verlaat zij gewoonlijk des nachts, om zich met de haar om-
« ringende bladen te voeden, en herneemt die dan daarna weder;
« dit geschiedt echter niet altijd hij uitsluiting des nachts, want ik
ft heb dezelve ook des middags in de zonnenschijn om twaalf ure
ft vretende gevonden, hetgene zij zeer gulzig doen, zittende altijd op
ft de bovenzijde der bladen. De kleur dezer Rupsen is haar geheele
« leven donker groen, aan de onderzijde een weinig ligter, veran-
« derende in gedachtig - groen tegen hare gedaanteverwisseling; aan
N 3 « ie-
3.