34 D A G - V L I N D E R S .
Fig Sjöen^ en de Fig. 5 , 6 en 7 Hellen ons de Vlinders zelve voor,' zijnde de
eerlle naar een W ijfje , de anderen naar een Mannetje vervaardigd;
en de laatfte in den rustenden Hand geplaatst, om de fraaije teeke-
ningen aan de onderzijde der vleugelen duidelijk zigtbaar te doen
zien; of het getal der oogen of ronde vlakjes op de bovenzijde der
ondervleugels, een ilandvastig kenmerk oplevert tusfchen beide geilach-
ten , kan ik niet zeker bepalen, doch het onderfcheid valt, behalve dat,
dadelijk in het oog, door het heldere en lichtere blaatiw van het
Mannetje met eenen breeden zeer donkeren blaauwen rand omgeven,
welke rand ontbreekt bij de W ijfje s , die genoegzaam geheel paarsachtig
blaauw van kleur zijn, en over het algemeen grooter dan de
Mannetjes. De kleur en teekeningen van beide de geilachten, zoo
als ik die van den Wel-E de len Heer LABOucttèitE ontving,komen
geheel over een met een paar opgezette V linders, die zijn W e l-E d .
de goedheid had nog daarbij te zenden, en met de Vlinders dezer
löort, zoo als ik dezelve nu en dan in Infekten - verzamelingen heb
gezien; zij worden echter altijd voor eene zeldzaamheid bij de Liefhebberen
gehouden; ik vond ze ook wel eens verward met de Papi-
tio Teticanns, eene andere ibort, naar onze tegenwoordige zeer
veel gelijkende, doch die doorgaans de helft kleiner is,
w