! 7 2 n a c h t v l i n d e r s .
voor, dewijl het drooge hout bezwaarlijk geacht kan worden haar een
geschikt voedsel te hebben opgeleverd; of zijn zij inderdaad, waaraan
wij ten hoogsten twijfelen in dit dorre hout groot geworden, dan geloven
wij het er voor te mogen houden, dat meer de hars- of lerpen-
tijn-achtige deelen in het hout voorhanden, dan wel de dorre vezelstof
zelve, haar tot voedsel zal gediend hebben; wat hiervan dan ook zij,
zeker is het dat de Rupsen zoo als die in de cellen gevonden werden,
geheel volwassen waren; zij bleven nog eenigen tijd in dien staat, en ver-
Fig- 4* anderden toen in zeer lange Poppen, waarvan er bij Fig. 4 . een is afgebeeld'
$. 5.
Reeds in de maand April kwamen eenige Vlinders te voorschijn, de
Fig. 5 , 6 . meesten echter in Mei, ja sommigen eerst in Junij. De 5 en 6 figuur stelt
Fig. 7 . een zittend en een vliegend Wijfje, de 7 ^ een Mannetje voor; de eerste
zijn die welke als Tinea Colonella bekend zijn, de laatste die welke
lang voor een afzonderlijke soort Tinea Tribunella is gehouden; hét
aanmerkelijk onderscheid in teekening tusschen beide geslachten valt ten
duidehjksten in het oog, de Wijfjes zijn daarenboven doorgaans iets
grooter en hebben een dikker achterlijf dan de Mannetjes, bij welke
laalsten ook de baardspitjens niet zoo in het oog vallende zijn; van beide
de geslachten zijn sommige lichter, andere donkerder geschakeerd, dit
onderscheid is bij de twee afgebeelde Wijfjes duidelijk waar te nemen.
De zoo fraaije als naauwkeurige teekeningen hebben wij weder aan
de vriendelijkheid van onzen meer genoemden vriend den WelEdelen
Gestrengen Heer VER-nuEu. te Rotterdam te danken.