2.
Alhoewel ochsenheimer in zijn werk over Europaeische Schmetter-
linge opgeeft, dat de Lanestris overal in Europa gemeen is , zoo
behoort deze Vlinder en Rups echter tot die soorten, waarvan wij
zelven nog nooit de eene zoo min als de andere gevonden hebhen, en
ook tot nu toe door geen’ anderen Liefhebber aan ons is medegedeeld,
waaruit wij wel mogen opmaken, dat dezelven, althans' hier te lande,
zeldzaam voorkomt, en het is nu aan de goedheid van den Wel Edelen
Heer c. 1. vee. h u e ix , op den Huize Kemnade bij Doesburg te danken,
dat Wij de afbeelding en beschrijving aan de Liefhebberen kunnen
mededeelen.
3.
Omstreeks het midden der maand Julij ontvingen wij van genoemden Liefhebber
der Entomologie eenige dezer Rupsen-, die (oen bijkans volwassen,
en door Zijn Wel Ed. tot dus verre met bladeren der Haagdoorn
( Craetaegus Oxyacantha) gevoed Waren; zij bereikten op dit zelfde
voedsel binnen weinige dagen hunnen rolkomenen wasdom, en waren
TAa Dl) ' X toen zoo als de 2de Fig. op Tab. X . dezelve op zijde doet zien; dd
Fifi* 2*
° gele banden op eiken ring, in het midden door- de in het lang over
den rug loopende zwarte streep afgebroken, geven haar liet aanzien,
als ware zij uit zoo vele blokjes of stukjes aaheengebecht, gelijk dé
Fig. *. tsfe P'g .» di® * R“PS van boven doet zien , zulks niet onduidelijk
voorstelt. Aangaande de vroegere leefwijze dezer Rupsen, vinden wij
bij BORCKBA0SEN aangeteekend, dat zij, tot aan hare laatste VerVelfing,
gezellig en in een daartoe zeer kunstig, door haar vervaardigd spinsel
leven, daarin den geheelen dag doorbrengcn en alleen des nachts,
door
door eene slechts kleine gemaakte opening, te voorschijn komen, om
haar voedsel te zoeken,, hetwelk, behalve de reeds genoemde nog in
meer andere soorten van- boombladen bestaan zoude. R ösel heeft
ook in züu Werk deze Rups en Vlinder afgebeeld en beschreven, maar
de Rups alleen volwassen gehad hebbende , zegt Zijn Ed. niets van
haTen vroegere« leeftijd.
§ . 4..
Het' spinsel door deze Rupsen le harer verandering gemaakt,
verdient inderdaad orize opmerking; hetzelve is zeer klein, van
volkomen elliptische gedaante, vast van weefsel en zeer hard; zoodra
de Rups het gereed heeft, ontdekt men aan het einde, daar de Vlinder
zal uitkomen, dat hetzelve als met een dekseltje gesloten i s , welk
dekseltje er afvalt, hij het uitkomen des Vlinders; daarbij is het voorzien
met twee o f drie gaatjes, zoo fijn alsof die met de punt eener zeer
dunne speld gestoken waren, misschien dienende tot doorlating der .
buitenlucht, die liet anders digte omkleedsel niet zoude kunnen
doordringen. Deze gissing is welligt geheel van grond ontbloot,
vooral , dewijf men dergelijke duidelijke gemeenschap met de
buitenlucht, bij andere digte en zelfs nog hardere spinsels, niet
opnterkt; doch daar ook bij zoodanige gewisselijk deze gemeenschap
bestaan moet, en dezelve dus op eeiie mindere in het oog vallende wijze
plaats heeft, zoo kunnen wij echter deze kleine openingen, die toch
zonder twijfel onontbeerlijk zijn, daar elk spinsel er van voorzien is,
tot het voormelde einde dienstig vooronderstellen.
Sommige dezer Rupsen hadden zich een blad zamengerold, ter
vervaardiging van haar spinsel, andere begonnen met eenige draden en
H a aard