onder de menigte van Vlinders door ons opgezet, maar eens getroffen
hebben, bij gelegenheid dat wij een Sphinx Tiliae wilden op-
zetten, die oogenbliklijk stierf nadat wij de speld er ingestoken
hadden, daar zij anders dikwijls nog een en somtijds nog wel twee
dagen leven.
Het schijnt intusschen altijd nog raadselachtig, waar en in welk
deel het eerste levensbeginsel te vinden, en hoe het mogelijk z ij,
dat een van het ligchaam afgescheiden klein gedeelte nog uren
daarna de levenskracht behoudt; is dit bewonderingwaardig met
betrekking tot het aangehaalde wegens het Eijerleggen, niet minder
is het zulks ten opzigte van de Hupsen; in het eerste deel dezes
werksbij de afbeelding der Crataegi, hebben wij reeds gezegd dat
een afgesneden kop der Rups nog eenige uren leefde ; doch w at meer
i s , het vel en de kop der Rups, nadat men alle de ingewanden
om de Rups op te zetten er uitgedrukt heeft, kan dikwijls nog
eenige uren als levende blijven; en hoe vele Rupsen leven e r, vreten
en veranderen in P o p , ofschoon gedurende een gedeelte van hun
leven van binnen door de Wormen der Wespen verteerd wordende
en de W e sp komt, in plaats van den Vlinder,, uit de Pop te voorschijn.
Dan hoe het ook met het leven dezer gering geachte schepselen
z ij, de Rups moet van binnen gezond en ongekwetst zijn,, zal
er een goede Vlinder uit voortkomen; de Pop moet ook onbeschadigd
blijven, wordt dezelve gekwetst zoo dat er eenig vocht uitloopt,
dan verdroogt z e , o f ten minsten komt de Vlinder kreupel te
voorschijn, en gebeurt d it, dan leeft hij veel korter, dan hij een
volmaakten Vlinder geworden zijnde geleefd zoude hebben.