» voor deze de laatste maal plaats vindt> is er geen merkelijk onder-
Fig. 2, n scheid te bespeuren; zij zijn meest allen als de afbeelding bij Fig. 2
Fig. 3 . „ en 3. Na de laatste vervelling evenwel, zijn de blaauwe en gele
Fig. 4.» strepen geheel verdwenen; de Rups vertoont zich nu, als bij Fig. 4 ,
„ geheel groen, met eene witte streep aan beide zijden. Toen zeer
t$ spoedig volwassen , bevestigden zij zich door eene enkele draad
f> over het lij f , en waren binnen weinige* dagen in Popjes veran-
Fig. 5 .» derd 9 afgebeeld bij Fig. 5 . Deze waren geheel doorschijnende, aan
» beide punten hard en stijf, gevende, ook wanneer men ze aan raakte,
99 geene de minste teekenen van leven. Niet allen ecbter hadden
99 dezelfde groene kleur, sommigen waren lichter, anderen bleek geel
99 en licht gestreept. Het grootste gedeelte mijner Rups mi was cven-
99 wel op de helft van den wasdom gestorven, zoo dat het getal mij-
99 ner Poppen zich tit weinig bepaalde, en hetgeen ik tot mijne smart
99 en als eene bijzonderheid moet aanvoeren, is , dat terwijl ik zoo
99 vele Rupsen had gevonden , ik nergens in de Natuur een Popje heb
99 kunnen ontdekken, hetgeen mij doet vermoeden, dat de Rups, al-
99 vorens zich vast te hechten, zich van de Biscutella verwijderd, en
zich
„ zich alsdan i mogelijk ook wel o,, eene andere wijze dan * den ge-
„ vangen staat, ter verandering schikt.
„ De Vlinders kwamen eerst tegen het einde der maand Mei des
„ volgenden jaars te voorschijn/ Het aanmerkelijk onderscheid tnsschen
„ Mannetjes en Wijfjes is den Liefhebberen algemeen bekend en nader
„ op de X L I. Plaat zigtbaar, waar Fig. 6 en 7 het Mannetje aan de Plaat X U
[ boYen. en onderzijde, en Ftg. 8 en 9 het Wijf,e ook aan de beideFig. 8 en
. Zijden voorstelt, en Fig. 10 stelt den loopenden stand des VlindersF ig. ,o .
„ voor, insgelijks een Wijfje verbeeldende.
„ Het is mij leed geene afbeelding van de Eitjes hierbij te kunnen
„ voegen; welke moeite ik daartoe ook aangewend, en hoe dikwerf ik
. de plaatsen, waar zich een Wijfjes Vlinder op de Biscutellz neder-
. zette, onderzocht heb , nimmer heb ,k een enkel eitje kunnen ont-
„ dekken.”
Wanneer wij den medegedeelden levensloop van dit Insekt nagaan,
verwondert het ons niet, dat de Heer BHOMSFiEï.U'r geen Popje
Nn 2 ge