de Bombyx Chrysorrhcea, die wij met dankbaarheid aan den ge-
eerden zender den lielhcbberen mededeelen. Aangaande de overeenkomst
dezer beide Viindcr-soorten, hebben wij bij de uitgave
van den Donsvlinder reeds eenige melding gemaakt.
$. 2.
Voor dezen Vlinder, zegt de Heer Ve r - huet.ï ,, heb ik deneigen-
aardigcn naam van Basterd S a tifn -V lin d e r , waar onder dezelve
algemeen bekend is , behouden, alhoewel hij voor den zilvergloed
van den Sa tifn -Vlin de r (* ) moet wijken, zijnde op verre na niet
zoo glanzend w it als deze.
S- 3-
In het najaar tegen het afvallen van de bladeren der boomen
ontdekt men aan de dunne takken menigmaal spinsels van deze
om derzelver schadelijkheid zoo zeer nadeelige Rupsensoort- bij
eene aandachtige beschouwing van zoodanig spinsel bespeurd men
met hoe groote zorgvuldigheid deze tedere diertjes, door een hun
ingeschapen eigenschap hetzelve vervaardigen, om zich hierin tegen,
de winterkoude te beschutten. Zij beginnen met het takje en de
stelen der bladeren zeer digt te bespinnen, waar door deze hecht
Tab. X X VI I 1. en sterk en als aan elkander geweven worden; bij F ig. 1 op
F ig . 1. Tab. XXVIII is zoodanig nest afgebeeld, hetgeen men met moeite
uit elkander kan krijgen, maar dit met voorzigtigheid doende,
ontdekt men dat de woning in kleine vakjes verdeeld is , als zoo
vele kleine vertrekjes waarin ieder Rupsje huisvest; de afgestroopte
huiden dié men er doorgaans bij in vindt bewijzen dat zij in dit
■ hun wittterverblijf somtijds van huid verwisselen.
J, 4.
(*) Bomlyx Salicis, afgebeeld in bet tweede deel dezes werk*.
5.4 -
Als de alles opwekkende lente het eerste groen doet uitbotten,
verlaten zij hun somber verblijf, beginnen omstreeks het begin van
April heen en weer te kruipen, en naar voedsel te zoeken; nu te
voorschijn komende vertoonen zij zich als Fig. 2. Daarzij zich met F ig . 2.
allerhande boombladen voeden, gaf ik hun het eerste groen der
wilgen boomen; zij voegden zich te zamen in een dun weclsel en
begonnen te vreten. Den 24’“ “ April zetteden zich eenige ter vervening,
en twee dagen daarna waren zij van huid verwisseld,
als bij Fig. 3 afgebeeld. Den 1*“ “ Mei vervelden zi] w ed e r , Fig. J.
waarmede zij twee a drie dagen doorbragten, in het spinsel bij
elkander zittende. Zij namen nu in grootte aanmerkelijk to e , en
verkregen een meer sierlijk voorkomen, met witte hairbosjes op de
zijden en bruine ruggestreepen, zie F ig 4. Het ging met den groei F ig . 4.
der Rupsen zeer ongelijk, velen vervelden eerst acht o f tien dagen
na de anderen. Den 1 6 * “ Mei waren velen der voorspoedigsten
weder van huid verwisseld, en waren in het laatste der maand
volwassen, gelijk er eene die . hare volle grootte bereikt heelt bq
F ig 5. afgebeeld is. De dubbele ruggestreep was bij sommigen Fig. o.
g e il en ontbrak bij anderen geheel en al. Deze Rupsen hebben
ook zoodanige uitwaschjes, als bij dz A u riflu a onder § o zijn
beschreven.
«• 5.
Zij sponnen zich in het begin van Junij gezellig bq elkander in ;
wevende eenige losse draden door een, waarna zq zich een aizonderlijk
luchtig spinsel met hnnne hairen 'vermengd vervaardigden
als Fig, 6 ; de ingekrompene houding der Rups schijnt door hetzelve F ig . o.
heen.
Aa 2 $• 6 .