186
Noctua Miniosa; de Gracilis daarentegen nemen wij tot onderwerp
dezer Verhandeling; en dewijl zoo min de Rups als de Vlinder zelf
aanleiding geeft dezen Latijnschen naam in onze taal naauwkeurig over te
nemen, zöo begrepen wij dien tot de kleur des Vlinders eenigermate
in betrekking te brengen, en dezen te noemen den bleehen Vlinder.
$• 2 .
Verschillende malen vonden wij in de maanden Mei en Junij de
Tab. XLVJI, Rupsen van deze soort, afgebeeld op Tab. X L V II , Fig. i en 2 ; tot
Fig. i en 2 . aan hare laatste huidverwisseling zijn zij van eene vuil-groene kleur;
wij hebben er eene zoodanige bij Fig. 1 afgebeeld; naderhand echter
verandert deze kleur, en de Rupsen worden zoo als Fig. 2 voorstelt.
$. 3.
Nadat onze tegenwoordige Rupsen bruinachtig van kleur geworden
waren, bleven zij nog eenige dagen Wilgenbladen vreten; dan nu
naderde welhaast de tijd harer gedaanteverwisseling: zij verlieten
de bladen en kropen in de aarde, vervaardigden zich daar, tot hare
aanstaande winterwoning, een gering verblijf, en veranderden daarin
Fig. 3. tot eene bruine Pop, gelijk afgebeeld is bij Fig. 3. Hoe lang de Rupsen
nog
nog onveranderd in het Spinsel blijven liggen, kunnen wij niet bepalen,
daar het ons meer dan ééns gebeurd is, dat wij dezelve na een
tijdsverloop van eenige weken onveranderd vonden; de dus gestoorde
stierven immer.
Ofschoon ons evenwel bekend was, dat de Rupsen voor den winter
in Pop veranderen, lieten wij de aarde nu onaangeroerd staan tot het
volgende voorjaar, om door te vroege nieuwsgierigheid geen gevaar
te loopen van die te doen sterven, en werden ook toen in onze verwachting
niet te leur gesteld; wij vonden ze in goede Poppen veran-
derd.
$• 4-
Al naardat de voorjaars-warmte zich doet gevoelen, komen ook de
Vlinders van deze soort, in de maanden April of Mei, uit het onder-
aardsche verblijf te voorschijn; de laatste Winter dat wij die P o p pen
hadden, namelijk tusschen de jaren i833 en i834, zeer zacht
zijnde, kwamen de Vlinders reeds omstreeks half April uit het Pop-
vlies. Weinig onderscheid is er tusschen de Mannetjes en Wijfjes ;
aan de meerdere of mindere dikte, en aan de meerdere gepluimdheid
van het achterlijf zijn de eerste van de laatste te onderkennen; Fig. 4 Flg- 4-
is .de afbeelding naar een Mannetje en Fig. 5 is die naar een’ Wijfjes Fig. 5.
Vlinder vervaardigd.
Tt 2 Man