S. 4.
Het was omstreeks Let midden van M e i, dat de Heer D'Aiidv <)8
R upsen gevonden had; nog eenigen tijd bleven zij zich met de bladen
der Rhamnus Frangula voeden, en vervaardigden zich toen aan da
takken een zeer ruim en langwerpig Spinsel, waar zij hare hairen bij
inmengden; hetzelve was eerst dan en week op het aanvoelen, maar
werd, geheel droog zijnde, tamelijk hard; hierin veranderden zij in Pop,
die bruin van kleur was, maar bijna geheel met eene blaauwachtig
poeder als overtogen, doch zeer los, even als men zulks bij de
Poppen van de meeste zoogenaamde Weeskinderen opmerkt, Fig. 6,
T o i. XX XIV op Tab. XX XIV stelt eene zoodanige Pop voor, zijnde die vaneen
Wijfjes-Vlinder.
5 6.
Niet zeer lang blijft de Vlinder in het Popvlies besloten, komende
drie of vier weken na het inspinnen der Rups reeds te voorschijn, bij
Fig. 7,8 en g. Fig. 7 is de afbeelding van een Mannetje, en bij Fig 8 vaneen
Wijfje voorgesteld, beide in vliegende gedaante, terwijl Fig. g de rustende
of loopende stand aantoont, tevens die eigenaartige vleugeldragt
doende zien, die slechts aan weinige soorten eigen is , dragende
zij.
tan het rw.anz. de? é érste ÊÈNVfyP.F. i 'a h X X X l I I .X X X I F . i 3 i
jij, in 4-ust iijtitle, dë Vlétlgels dakvörmig, doch dé OnclérVlëugels, dtë
dan hij aft'defeii sóöïten gelïëëi ohziglbaar zijn , stèkeri bij onzëii
tégenWoórdigeH Vlinder vöor een aanzienlijk gedeelte bëftedeh de boven-
vleugels uit, waardóór zicli deze schijnbaar dis zoö veel breeder
yoördoëiï; én tót óp dén gróiid afhangen; déze houding, gevoegd hij dë
kleur en téefeertfiig dés Vlinders, heeft ongetwijfeld tot zijfie hietboVéri
jangehaalde benaming Pui'qnel dè fetiiÜeS sëchès aanleiding gegeven.
Zij zijn, vóóral dé Wijfjes, Van' 'kekjè haait bijtoiideé zhvaar lijf, zeer
traag en laten zieh, aangeroerd [wordende, dadelijk vallen, ook de
Mannetjes zijn merkelijk minder vlug dan die van vele aanverwandte
soorten; het geslachtsonderscheid is zoowel in de grootte des geheelen
Vlinders als in het rankere lijf der Mannetjes en in derzelver meer
gepluimde sprieten zeer kennelijk; de speling in kleur, die zeer aanmerkelijk
is, levert geen onderscheidend kenmerk op, zijnde deze bij
heide de geslachten nog al verschillende.
§. 6.
De Vlinders te voorschijn gekomen zijnde paarden zeer spoedig, en
het Wijfje legde ook weldra hare Eijeren, die langwerpig van gedaante
en ovaalrond gestreept waren ; bij Fig. 1 , op Tab. X X X I I I , is de X X X III
afbeelding in de natuurlijke grootte en vergroot, van kleur zoo als **§' x*
F f 5 de