ons werk. Je leeren kennen, zijn wij tot ons bijzonder genoegen thans
in de gelegenheid Hun de huishouding en afbeelding van eene daaraan
zeer naauw verwandte soort mede te deelen, in het Latijn genaamd Tinea
Colonella en Tinea Tribunella, yoor welke wij de Hollandsche naam
Kolonie-Mot niet ongeschikt achteden:.
$. a.
Geenzins is 'het te verwonderen,' ‘dat kleinere Vlinder-soorten, en
die vooral welker Rupsen lang onbekend bleven, wel eens onder elkander
verward werden, en waar de Mannetjes en Wijfjes onderling
verschillen deze voöf (wee verscheidene soorten zijn aangezien; dit heeft
plaats onder anderen met ons tegenwoordig Voorwerp, waarvan men het
Mannetje genaamd heeft Tinea Tribunella, en hel Wijfje Tinea Colonella
, en die ook &ls/iwee' afzonderlijke soorten door sommige Schrijvers
zijn beschreven en afgebeeld. T reistscke heeft in zijn vervolg op
het werk van Ocbsenheimer, Schmetterlinge von Europa, deze dwaling
aangewezen en beide Vlinders tot eene soort gebragt, onder den naam
van Tinea Colonella, en dat zulks met volkomen regt geschied is ,
bleek ons eenigen tijd geleden ten duidelijksten, door de vriendelijke
mededeeling van den WelEdelen Heer de haan Couservateur bij ’s Rijks
Museum van Natuurlijke Historie te Leiden.
§. 3.
In den loop der vorige winter, werd aan genoemden Heer, door een’
werkman, bezig met het afbreken eener oude schutting, eene menigte
dezer Rupsen gebragt; deze had namelijk tusschende dubbeling der planken
een stuk als vermolmd hout gevonden, meer nog naar eene zaamgepakte
massa zaagsel gelijkende, die als uit menigvuldige cellen, bij wijze
als
als die der Honigraten, doch niet ioo gèregeld als dezen, bestond.
Spoedig ontwaarde de Heef de haan dat deze als tot zaagsel afgevretëh
en zaam gewevene klomp tot wooning aan eene Rupsen-soort verstrekte;'
eene doorsnede in dezelve deed ‘fef zijn E d : verscheidene van *>n^
dekken, alle nagenoeg ter grootte als Fi g . 3. op Tab. XLIV. voon-F.3.T
stelt- van den doórgesned'enen klomp geeft Fig. 1 . eene naauwkeurige'Ftg.
af beelding , terwijl FigJ efene der cellen op zich zelve vertoond; F ,g.
derzelvcr buitenste bekleedsel bij <* , is van eene dikke zeer stérk« a ,
zelfstandigheid, aan,dé binneü zijde bij 6 , is dezelve met een zijdeaokig b ,
weefsel bekleed, binnen het welk de Rups zich zeer snel achter-en
Bij zoo veel mogelijke naspörïngèn naar het voedsel dezer RhpSen^
soort, hebben wij nergens eeriig ander opgegeven gevonden, dan'de>
Honig of het Was d e r 'X/pis’ lapïdoria, of andere wilde Bijen-soorten'
in welker nesten ze méérmalen worden aangetroffen; wij zouden alzöo
mogen veronderstellen', dat de' Rufisen,'na' den zomer in deze door
haar bewoonde verblijven doorgebragt te hebben, tegen het najaar
volwassen geworden zijndë', zich van t ta r verwijderen en zich gezellig
inspinnen, daartoe een als boven beschreven verblijfvervahrdi-1
gen om er den winter in door te brengen, en eerst' tegen het voorjaar
in Póppen veranderen ; ó f wel',' dat het vermolmde hout, of de zaagselhoop
daar zij in gevonden 'zijd; afkomstig was van een’ boom daar
de eene of andere Bijeü-of Wespen-Soort in genesteld'had, en hier van
nog overblijfselen der Was of Honig in deze hoop overig zijnde, dit
tot voedsel der Rupsen heeft gediend; te waarschijnlijker komt ons dit
Q q a voor>