HYDNUM A U R A N T I A C UM A. ET S.
Goudkleurige Stekehwam.
PI. 1955.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Ord. V. Crypfcogamia. Fungi.
Natuurlijk stelsel: Cellulares Mycetes Ord. Hymenomycetes. Fam. Hydnaceae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XV, N°. 1170.
Soortelijke kenmerken : Pileo suberoso, compacto, turbinato-dilatato, colliculoso, azono, aurantiaco,
tomento albido saepe obducto, intus zonato, stipite brevi, aurantio; aculeis ex albido fuscescentibus.
Inodorum, firmum. Sporae 3—4 ft.
Hoed kurkachtig, vast, tolvormig verwyd, met kleine verhevenheden, zonder gordels, goudkleurig,
dikwijls met een witachtig dons bekleed, van binnen met gordels geteekend; steel kort, oranje,
stekels eerst witachtig dan bruin wordend.
Reukeloos, stevig; sporen 3—4 ft.
H. aurantiacum Alb. et Schwein. p. 265; Fr. Syst. Myc. I p. 403, Hym. Eur. 603; Flor. Dan.
t. 1439; Berk. et Br. No. 1368; Batsch f. 222; Sacc. Syll. VI p. 438; Oud. Rév. I p. 401;
H. floriforme Secr. Nd. 6.
Groeiplaats : Tamelijk algemeen in dennenbosschen in Europa, te Albany in de Yereenigde Staten
en in New England.
N ederland : Ontdekt door Mej. J. Staring bij Lochem in Sept. 1877; later, in 1882, door Oudehans
teruggevonden bij Driebergen en te Apeldoorn in 1890. Zij werd 2 Juli 1917 weder gevonden
gedurende de mycologische excursie naar Maarsbergen en Leersum, op den grond in een droog
dennenbosch te Leuvenum.