
RU BU S P Y R AM ID A L IS K A LTEN B . 1987.
RÜBUS PYRAMIDALIS KALTENB.
Braam met pyramide-vormige bloeiwiße.
Hoogduitsch: Pyramidensträussige Brombeere.
Engelsch: Pyramidal paniculated Bramble.
Bloeit: Juli. 4-.
PI. 1987.
Stelsel van Linnaeüs: Cl. XII. Ord. III. Icosandria. Polygynia.
Natuurlijk stelsel:. Vasculares Dicotyledoneae. Ord. Kosaceae.
Geslachtskenmerken : Zie Dl. II, N°. 105.
Soortelijke kenmerken: Turiones arcuato-prostrati vel scandentes, angulati, pilosi, interdum
sparsim (raro densins) glandulosi, aculeis aequalibus ad angulos dispositie mediocribus, e basi
dilatata compressa declinatie muniti; folia qninato-digitata, petiolo sparsim piloso aculeis subfalcatis
armato supra plano, stipulis linearibus, Poliola omnia petiolulata, grosse et irregularitep serrata,
supra opaca pilosa, subtus subvelutina villosa-eanesoentia, adulta saepe glabrescentia, terminale
ellipticum vel rhomboideum acnminatum. Inflorescentiae paniculatae elongatae inferne foliosae pyra-
midalis ramuli patentes, breves, villosi, sparsim aculeolati glandulosique, supremi breyissimi: sepala
cinereo-hirta in fructu reflexa; petala elliptica; stamina stylos snperantia; torus pilosus, germina
glabra, styli virentes; fructus sat magni ovoidei nigri.
Loten bochtig-neerliggend of klimmend, kantig, behaard, somtijds verspreid (zelden dicht) klierig
en voorzien van geljjke, op de kanten geplaatste, middelmatige, van nit den samengedrnkten verbroeden
voet gebogen stekels. Bladen handvormig-vijfdeelig, met van boven platten steel, die verspreid
behaard is en voorzien van eenigszins sikkelvormig gebogen stekels; steunblaadjes lijnvormig.
Alle blaadjes gesteeld, grof en onregelmatig gezaagd, van boven donker, behaard, van onder
eenigszins fluweelachtig grijsviltig, later kaal wordend; eindblaadje elliptisch of ruitvormig, toegespitst.
Bloeiwijze pluimvormig, lang, onderaan bebladerd, pyramidaal, met korte afstaande takken, die
viltig behaard en verspreid bestekeld en beklierd zijn, met zeer korte eindtakjes. Kelkslippen grps-
barig, bij de vrucht teruggeslagen; bloembladen elliptisch; meeldraden langer dan de stplen; bloem-
schijf behaard, vruchtbeginsels kaal, stijlen groen; vruchten tamelijk groot, eivormig, zwart.
Verklaring der afbeeldingen : «. Bloem, natuurlpke grootte. 6. Achterzijde van het blad, met
de behaarde nerven.
Groeiplaats : Op lichte plaatsen in bosschen en aan den zoom van deze; voorts tusschen kreupelhout
langs beekoevers, aan hellingen, in Noord- en West-Duitschland en in Frankrijk.
N ederland : Deze braam werd den 90^™ Juli 1914 door de Heeren W. W. Schipper en
A. de Wever te Heek in Limburg gevonden en door eerstgemelden ter afbeelding in deze flora
toegezonden.