C O R T IN A R IU S (MY XAC IUM) V IB R A T IL IS FR. 1998-
Glinsterende Gordijmwam.
PI. 1998.
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk stelsel : Cellulares Mycetes. Ord. Basidiomycetae. Fara. Hymenomycetae., Sect.
Agaricineae.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. XXI, N°. 1680.
Soortelijke kenmerken: pileo carnoso, tenui, subplano gibbove, levi, glabro, viscoso, nitido
hygrophano ; stipite farcto, molli, conico-attenuato, niveo, velö glutinoso fugaci ; lamellis subadnato-
decurrentibus, tenuibus, confertis, e pallide ochraceo cinnamomeis; sporis ellipsoideo-sphaeroideis,
flavidis vel subflavidis, 6—8 X 4—5.
Pileus 2—6 cm. latus; stipes 5—11 cm. longus. Odore et sapore felleo insignis. Stipes mollissimus,
pileus velumque subcingulatum jove udo glutinoso, color pilei omnino vibrans, udus fulvus, siccus
lnteus. Magnopere variât, inter muscos humidos stipite elongato, aequali, flexuoso, sed fragili nee
elastico. Interdum expallens, fere albicans.
Hoed vlëezig, dun, bijna vlak of bultig, glad, kaal, kleverig, glimmend, waterig; steel gevuld,
zacht, kegelvormig versmald, sneeuwwit met een verdwijnende glibberige cortina; plaatjes iets
aangegroeid-afloopend, dun, dicht opeen, licht okerkleurig, daarna kaneelkleurig ; sporen ellipsoïde
tot bolvormig, geel of lichtgeel, 6—8 X 4—5.
Hoed 2—6 cm. breed; steel 5—11 cm. hoog. Gekenmerkt door den reuk en bitteren smaak.
Steel zeer week; hoed en gordelvormige cortina bij vochtig weder glibberig, kleur van den hoed
overal glanzend, vochtig rood-geel, bij droogte geel. Zeer veranderlijk, tusschen vochtig mos is
de steel lang, gelijk, gebogen, doch breekbaar en niet elastisch. Somtijds verbleekend, bijna wit wordend.
Cort. vibratilis Fr., Epier., p. 277, Hym. Eur., p. 358; Cooke, lllustr. t. 741; Quél., in Grevülea
t. 108, f. 3; Quél., p. 340; Frog., N°. 244; Syst. Myc. 1, p. 227; Weinm., p. 166; Secr., N°. 205;
Sacc., Sytt. V, p. 922; Oud., Rév. I , p. 272.
Groeiplaats: Algemeen verbreid in bosschen in Europa.
Nederland : Ook in ons land vrij algemeen verspreid in loofbosschen en door haar sterk bitteren
smaak gemakkelijk te herkennen. De afgebeelde zwammen werden in September 1916 verzameld
in de Schapenduinen onder Bloemendaal door Mej. Cool, die ze voor deze Flora liet afbeelden.