
GLYCER PL ICATA 9 7 9
GLYCERIA PLICATA FR.
Samengevouwen Vlotgras.
Hoogdüitsch: Gefalteter Schwaden.
Engelsch: Plicate Glyceria.
Bloeit: Mei—Juni. 2}-.
PI. 1979.
Stelsel van Linnaeüs: Cl. III. Ord. II. Triandria. Digynia.
Natuurlijk stelsel: Yasculares Monocotyledoneae. Ord. Gramina.
Geslachtskenmerken: Zie Dl. IY, N°. 261.
Soortelijke kenmerken: Rhizomate repente; cülmis inferne prostratis et radicantibus, deinerectis
foliosis, foliis late linearibus, planis, inferioribus saepe natantibus; culmeorum vaginis compressis,
inferioribus in fibras demum solutis; ligula brevi, paniculae elongatae, verticillatae apice nutantis
ramis sub anthesi erectis, tandem patulis, inferioribus subquinis; spiculis anguste lineari-subcylindricis,
7—11-floris, glumis ovato-oblongis, obtusissimis, inferiore duplo minore; glumella ovato-oblonga apice
late scariosa, obtusa, sinuato-crenata, elevatim septemnervi; caryopside ovato-oblonga.
Kruipende wortelstok; halmen onderaan liggend en wortelend, verder opgericht en bebladerd;
bladeren breed lijnvormig, vlak, de onderste dikwijls drijvend; bladscheeden samengedrukt, de
onderste ten slotte in vezels uitrafelend; tongetje kort; takken van de lange, uit kransen bestaande
en van boven omgebogen pluim gedurende den bloei opgericht, eindelijk afstaand, de
onderste ongeveer ten getale van vijf bijeen; aartjes smal, lijn- tot bijna cylindervormig, 7—11-
bloemig, kelkkafjes eivormig-langwerpig, zeer stomp, het onderste tweemaal korter; kroonkafje eivormig-
langwerpig, aan den top breed vliezig, stomp, bochtig gekarteld en voorzien van 7 verheven nerven;
vrucht eivormig-langwerpig.
Verklaring der afbeeldingen: a. Bloempakje. b. Afzonderlijk bloempje.
Groeiplaats: Op dezelfde plaatsen als Glyceria fluitans, waartoe sommige schrijvers deze soort
als variëteit (2 plicata Griseb. brengen. In Midden en Zuid-Europa van af Gothland tot midden
Rusland, Noord-Afrika en in Noord- en Zuid-Amerika.
Nederland: Deze soort is tot voor korten tijd in ons land over het hoofd gezien. Zij werd mij
in 1915 ter afbeelding toegezonden door den Heer J. Th. Henrard, die, in gezelschap met den
Heer B. H. Danser, haar in grooten getale vond op de opgespoten terreinen tusschen Rotterdam en
Schiedam. Met den Heer Kloos werd zij daarna gevonden bij Dordrecht en zeer veel op het eiland
Oost-Voorne. Ook in Zuid-Limburg komt zij hier en daar zooveel voor, dat zij Glyceria fluitans
bijna geheel vervangt. In de laatste jaren is zij bijna overal in ons land waargenomen. a